ECLI:NL:RVS:2003:AI0580

Raad van State

Datum uitspraak
30 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200301039/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • L. Groenendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen inzake beschermd monument Oud Hinkelenoorddijk 7 te Woensdrecht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een besluit van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, die op 22 augustus 2001 het boerderijcomplex Oud Hinkelenoorddijk 7 te Woensdrecht heeft aangewezen als beschermd monument. Appellant, die bezwaar had gemaakt tegen dit besluit, kreeg op 23 mei 2002 te horen dat zijn bezwaar niet-ontvankelijk was verklaard. Hierop heeft appellant beroep ingesteld bij de rechtbank te Breda, die op 30 januari 2003 de uitspraak deed dat het beroep ongegrond was. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 19 februari 2003 is ingediend.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 23 mei 2003, waarbij appellant in persoon aanwezig was, bijgestaan door een gemachtigde, en de Staatssecretaris vertegenwoordigd was door M.J. Sypkens Smit, ambtenaar bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Appellant betoogde dat de overschrijding van de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift verschoonbaar was, omdat hij had gehandeld volgens de rechtsmiddelenclausule in het besluit van 22 augustus 2001. De Staatssecretaris had in deze clausule aangegeven dat een bezwaarschrift binnen zes weken na bekendmaking ingediend kon worden.

De Raad van State overwoog dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat appellant de termijn niet had in acht genomen en de rechtsmiddelenclausule geen onjuiste informatie bevatte. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 30 juli 2003.

Uitspraak

200301039/1.
Datum uitspraak: 30 juli 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak van de rechtbank te Breda van 30 januari 2003 in het geding tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 augustus 2001 heeft de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (hierna: de Staatssecretaris) het boerderijcomplex Oud Hinkelenoorddijk 7 te Woensdrecht aangewezen als beschermd monument.
Bij besluit van 23 mei 2002 heeft de Staatssecretaris het daartegen door appellant gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 30 januari 2003, verzonden op 31 januari 2003, heeft de rechtbank te Breda (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 februari 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 4 april 2003 heeft de Minister van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2003, waar appellant in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], en de Staatssecretaris, vertegenwoordigd door M.J. Sypkens Smit, ambtenaar bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellant betoogt dat de overschrijding van de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bij de Staatssecretaris verschoonbaar was, aangezien hij heeft gehandeld overeenkomstig hetgeen is vermeld in de rechtsmiddelenclausule die in het besluit van 22 augustus 2001 was opgenomen.
2.2. De Staatssecretaris heeft in zijn besluit van 22 augustus 2001 vermeld dat tegen dit besluit op grond van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) binnen zes weken na de dag waarop het bekend was gemaakt, bij hem een bezwaarschrift kon worden ingediend. De bekendmaking van het besluit heeft overeenkomstig artikel 3:41, eerste lid, van de Awb plaatsgevonden door verzending ervan aan appellant. Vaststaat dat appellant deze termijn niet in acht heeft genomen. De Afdeling overweegt voorts dat de rechtsmiddelenclausule los diende te worden gezien van de eveneens in het besluit van 22 augustus 2001 opgenomen mededeling dat op grond van artikel 4 van de Monumentenwet 1988 burgemeester en wethouders het besluit ter inzage leggen en de burgemeester deze terinzagelegging op de gebruikelijke wijze bekend maakt. Aangezien in de rechtsmiddelenclausule derhalve geen onjuiste informatie is verstrekt, is de Afdeling van oordeel dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Groenendijk
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2003
164-420.