ECLI:NL:RVS:2003:AI0604

Raad van State

Datum uitspraak
30 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200206422/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • L. Groenendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering subsidie op grond van de Stimuleringsregeling stille wegdekken

In deze zaak heeft de Raad van State op 30 juli 2003 uitspraak gedaan over de weigering van een subsidieaanvraag door de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Het betreft een verzoek van de gemeente Valkenswaard om subsidie op basis van de Stimuleringsregeling stille wegdekken, dat op 6 februari 2002 werd afgewezen. De gemeente had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard door de Staatssecretaris op 25 oktober 2002. Hierop heeft de gemeente Valkenswaard beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden van het beroep zijn aangevuld in december 2002.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 23 mei 2003, waarbij de gemeente werd vertegenwoordigd door mr. H.G.W. van Heugten en de Staatssecretaris door drs. B. Vink en ir. D.G. de Gruijter. De kern van het geschil was of de gemeente recht had op subsidie, gezien de stelling van de Staatssecretaris dat er een verplichting bestond om een stil wegdek aan te leggen bij de reconstructie van de Europalaan, en dat de Stimuleringsregeling hier niet op van toepassing was. De gemeente betoogde echter dat de regeling niet expliciet vereiste dat de aanleg van een stil wegdek onverplicht moest zijn om in aanmerking te komen voor subsidie.

De Raad van State oordeelde dat de interpretatie van de Staatssecretaris in strijd was met de doelstellingen van de Stimuleringsregeling. De regeling is bedoeld om de aanleg van stille wegdekken te stimuleren, ook in situaties waar al verplichtingen bestaan. De Raad concludeerde dat de gemeente recht had op de subsidie en verklaarde het beroep gegrond. De beslissing van de Staatssecretaris werd vernietigd, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend, omdat er geen kosten waren die voor vergoeding in aanmerking kwamen.

Uitspraak

200206422/1.
Datum uitspraak: 30 juli 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard,
appellant,
en
de Staatssecretaris (voorheen: de Minister) van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 februari 2002 heeft verweerder het verzoek van appellant om subsidie op grond van de Stimuleringsregeling stille wegdekken (hierna: de Stimuleringsregeling) afgewezen.
Bij besluit van 25 oktober 2002 heeft verweerder het hiertegen door appellant gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 3 december 2002, bij de Raad van State ingekomen op 4 december 2002, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 17 december 2002.
Bij brief van 17 april 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2003, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. H.G.W. van Heugten, ambtenaar van de gemeente, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. B. Vink en ir. D.G. de Gruijter, beiden ambtenaar ten departemente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 2 van de Stimuleringsregeling, voorzover hier van belang, kan de minister aan een aanvrager subsidie verstrekken in de kosten van projecten met als doel:
a. het bevorderen van de aanleg van stille wegdekken op provinciale en gemeentelijke wegen ter vermindering van de geluidsbelasting die veroorzaakt wordt door het wegverkeer.
2.2. Verweerder heeft geweigerd aan appellant subsidie op grond van de Stimuleringsregeling te verstrekken omdat er in het onderhavige geval, naar hij stelt, een plicht tot aanleg van stil wegdek bestaat en de Stimuleringsregeling hierop niet ziet. Appellant is volgens verweerder immers verplicht om bij de reconstructie van de Europalaan een stil wegdek aan te leggen teneinde te voldoen aan de in artikel 100 van de Wet geluidhinder gestelde geluidwaarden. Volgens verweerder kan slechts subsidie verstrekt worden indien er geen verplichting bestaat tot het aanleggen van stil wegdek, omdat ingevolge artikel 2 van de Stimuleringsregeling het verstrekken van subsidie bedoeld is ter bevordering van de aanleg van stil wegdek.
2.3. Appellant betoogt dat noch uit de tekst van de Stimuleringsregeling noch uit de toelichting daarop blijkt dat uitsluitend subsidie kan worden verstrekt indien het gaat om een onverplichte aanleg van een stil wegdek, zodat verweerder ten onrechte heeft geweigerd subsidie te verlenen.
2.4. De Afdeling overweegt dat in paragraaf 2 van de toelichting bij de Stimuleringsregeling wordt aangegeven dat het doel van de regeling op de eerste plaats is de toepassing van stille wegdekken te stimuleren. Paragraaf 3 van de toelichting vermeldt vervolgens dat de Stimuleringsregeling van toepassing is op het vervangen van wegdekken in alle geluidhinderlijke situaties en dat dit betekent dat deze maatregel ook toepasbaar is in bestaande en nieuwe situaties als bedoeld in de Wet geluidhinder. Appellant kan ten behoeve van de reconstructie van de Europalaan een aantal maatregelen treffen teneinde te voldoen aan de geluidwaarden gesteld in artikel 100 van de Wet geluidhinder, waaronder het aanbrengen van een stil wegdek. Van een plicht tot het treffen van een maatregel is derhalve geen sprake. Bovendien kan appellant bij het kiezen tussen een aantal maatregelen door het verlenen van een subsidie op grond van de Stimuleringsregeling tot de keuze voor het aanbrengen van stil wegdek worden gestimuleerd.
De Afdeling is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het door verweerder in het bestreden besluit ingenomen standpunt dat geen subsidie kan worden verleend in strijd is met de Stimuleringsregeling.
2.5. Uit het vorenoverwogene volgt dat het beroep gegrond is. De bestreden beslissing dient te worden vernietigd.
2.6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 25 oktober 2002, kenmerk LMV 2002065509.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Groenendijk
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2003
164-420.