200303367/1.
Datum uitspraak: 28 juli 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
om toepassing van artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) met betrekking tot de uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van 3 april 2003, no. 200301063/2, inzake het geding tussen [partij] en het college van gedeputeerde staten van Zeeland.
Bij besluit van 27 maart 2001 heeft de gemeenteraad van Reimerswaal het bestemmingsplan “Bedrijventerrein De Poort (2e herziening)” vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 6 november 2001, kenmerk 0110131/602/25, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Bij besluit van 22 februari 2002 heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer het besluit van verweerder gedeeltelijk vervangen.
Bij besluit van 14 november 2002 heeft de Minister, voornoemd, zijn besluit van 22 februari 2002 ingetrokken.
Naar aanleiding van de tegen het besluit van 22 februari 2002 ingestelde beroepen heeft de Afdeling bij haar uitspraak van 18 december 2002,
no. 200202086/1, de besluiten van de Minister van 14 november 2002 en van 22 februari 2002 vernietigd.
Vervolgens heeft [partij] tegen het besluit van verweerder van
6 november 2001, voor zover dit vervangen is geweest door het besluit van de Minister van 22 februari 2002, bij brief van 16 februari 2003, bij de Raad van State ingekomen op 19 februari 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 16 februari 2003, bij de Raad van State ingekomen op
19 februari 2003, heeft hij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 3 april 2003, no. 200301063/2, heeft de Voorzitter bij wijze van voorlopige voorziening het bestreden besluit van
6 november 2001 gedeeltelijk geschorst.
Bij brief van 23 mei 2003, bij de Raad van State ingekomen op
26 mei 2003, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht de bij uitspraak van
3 april 2003 getroffen voorlopige voorziening gedeeltelijk op te heffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 juli 2003, waar verzoekster, vertegenwoordigd door [gemachtigde]K, en het college van gedeputeerde staten van Zeeland, vertegenwoordigd door ir. E.J.H. Verspuij, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college van burgemeester en wethouders van Reimerswaal, vertegenwoordigd door P. van Dijke, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord.
2.1. De Voorzitter heeft in zijn uitspraak van 3 april 2003 bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zeeland van 6 november 2001, voorzover dat ziet op de uitbreiding van het bedrijventerrein De Poort, met uitzondering van het plandeel dat ziet op het benzinestation aan de [locatie], geschorst. De Voorzitter heeft daartoe overwogen dat hij ernstige twijfel heeft of de uitbreiding van de omvang van het bedrijventerrein met ongeveer 50% zich verdraagt met het streekplan. Hij heeft overwogen dat de enkele omstandigheid dat in het streekplan geen eindomvang van het bedrijventerrein is vastgesteld niet betekent dat het terrein zonder meer aanzienlijk kan worden uitgebreid. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting bestond gerede twijfel of de in het streekplan neergelegde verbrede functie ook buiten de grenzen van het huidige terrein kan plaatsvinden, gelet op de landschappelijke bezwaren daarvan. Derhalve stond volgens de Voorzitter niet vast dat een onderzoek naar alternatieven in regionaal verband achterwege kan blijven.
2.2. Verzoekster verzoekt om opheffing van de voorlopige voorziening in die zin dat de schorsing van het besluit van 6 november 2001 wordt opgeheven, voorzover deze ziet op de gronden, grenzend aan het bestaande bedrijventerrein, waarop de vestiging van haar garage- en autobergingsbedrijf is voorzien. Zij voert aan dat de reden van schorsing van voornoemd besluit naar haar mening is gelegen in het bovenlokale karakter van de beoogde uitbreiding in relatie tot de omvang daarvan, terwijl haar bedrijf een lokaal karakter heeft en slechts een zeer klein deel van de gronden, waarop de uitbreiding is voorzien, in beslag zal nemen. Spoedige vestiging op deze plek is volgens verzoekster noodzakelijk, gelet op het ruimtegebrek op haar huidige bedrijfslocatie.
2.3. De Voorzitter overweegt allereerst dat verzoekster met toepassing van artikel 8:26 van de Awb is toegelaten als partij in de hoofdzaak, bekend onder no. 200301063/1.
2.4. De Voorzitter overweegt voorts dat artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht ziet op die gevallen waarin na de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening de omstandigheden zich zodanig wijzigen dat opheffing of wijziging van de voorlopige voorziening aangewezen is. De Voorzitter is er evenwel niet van overtuigd dat zich in dit geval zodanige omstandigheden voordoen.
2.5. Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om toepassing van artikel 8:87 van de Awb af te wijzen.
2.6. De Voorzitter voegt hieraan toe dat, vanwege de betrokken belangen, zal worden bevorderd dat de behandeling van het beroep in de bodemprocedure met voorrang zal plaatsvinden.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. Bindels
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2003