ECLI:NL:RVS:2003:AI0774

Raad van State

Datum uitspraak
29 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200304015/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • L. Groenendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot niet-toelating van appellant tot het college van hoofdingelanden van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

In deze zaak heeft het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier op 11 juni 2003 besloten appellant niet toe te laten tot het college van hoofdingelanden als lid van de categorie ingezetenen in kiesdistrict B. Dit besluit is genomen naar aanleiding van onregelmatigheden tijdens de verkiezingen in dat kiesdistrict. Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State, die de zaak op 24 juli 2003 ter zitting heeft behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft vastgesteld dat er ongeveer 3.200 stemgerechtigden in kiesdistrict B geen stembescheiden hebben ontvangen, wat in strijd is met artikel 27 van het Kiesreglement. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de stemming ongeldig moet worden verklaard, waardoor de gekozen leden, waaronder appellant, niet kunnen worden toegelaten tot het college van hoofdingelanden. De Afdeling heeft het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard voor zover het betrekking heeft op het besluit tot herstemming en voor het overige ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 29 juli 2003.

Uitspraak

200304015/1.
Datum uitspraak: 29 juli 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], [gemeente],
en
het voorlopig college van hoofdingelanden van hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij brief van 17 juni 2003 heeft het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (hierna: het dagelijks bestuur) aan appellant medegedeeld dat verweerder, gelet op het Kiesreglement Waterschappen Noord Holland (hierna: het Kiesreglement) in de vergadering van 11 juni 2003 heeft besloten appellant niet toe te laten tot het college van hoofdingelanden van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (hierna: het algemeen bestuur) als lid van de categorie ingezetenen in kiesdistrict B. Het dagelijks bestuur heeft hieraan toegevoegd dat dit impliceert dat een herstemming voor de categorie ingezetenen in kiesdistrict B zal moeten plaatsvinden. Deze brief is aan deze uitspraak gehecht.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 20 juni 2003, bij de Raad van State ingekomen op 23 juni 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 8 juli 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 juli 2003, waar appellant in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. G.C.W. van der Feltz, advocaat te Den Haag en mr. P.J.W. Minneboo, medewerker bij het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier,
zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het beroep van appellant richt zich tegen het besluit van verweerder van 11 juni 2003 om vanwege het onregelmatige verloop van de verkiezingen in kiesdistrict B, de gekozen leden voor de categorie ingezetenen van dit kiesdistrict, inclusief appellant, niet toe te laten als gekozen lid van het algemeen bestuur en tegen het, naar hij stelt, op dezelfde dag door verweerder genomen besluit om in dit kiesdistrict een herstemming voor deze categorie te houden.
2.2. Ingevolge artikel 30a van de Waterschapswet kan een belanghebbende tegen bij provinciale verordening aangewezen besluiten, die met toepassing van die verordening worden genomen met het oog op de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur en die naar hun aard noodzaken tot een spoedige behandeling van de daartegen ingestelde beroepen, beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Ingevolge artikel 69, eerste lid, van het Kiesreglement worden als besluit in de zin van artikel 30a van de waterschapswet aangewezen:
a. het besluit van het dagelijks bestuur van het waterschap op een verzoek om verbetering van het register, bedoeld in artikel 2;
b. het besluit van het hoofdstembureau over de geldigheid van de opgaven tot kandidaatstelling, bedoeld in artikel 15;
c. het besluit van het algemeen bestuur van het waterschap over de toelating van de benoemde als lid van dat orgaan, bedoel in artikel 53, eerste lid.
2.3. Gelet op het dwingende en limitatieve karakter van artikel 69, eerste lid, van het Kiesreglement staat tegen een besluit tot herstemming geen beroep op de Afdeling open. Voorzover verweerder op11 juni 2003 tot herstemming voor de categorie ingezetenen in kiesdistrict B heeft besloten en voorzover het beroep daartegen is gericht, is het reeds hierom niet-ontvankelijk.
2.4. Ingevolge artikel 27, eerste lid, van het Kiesreglement, voorzover thans van belang, verzendt het hoofdstembureau als stembescheiden aan alle stemgerechtigden een stembiljet, een kandidatenlijst, een handleiding voor de stemgerechtigde en een aan de voorzitter van het stembureau gerichte retourenvelop.
Ingevolge artikel 28, eerste lid, van het Kiesreglement, voorzover thans van belang, kan een stemgerechtigde aan het hoofdstembureau verzoeken om duplicaten van de stembescheiden indien hij deze niet of niet volledig heeft ontvangen, of indien deze in het ongerede zijn geraakt.
Ingevolge artikel 53, eerste lid, van het Kiesreglement, voorzover thans van belang, beslist het algemeen bestuur [over] de toelating van benoemde leden en over de geschillen welke met betrekking tot de verkiezing zelf rijzen.
Ingevolge artikel 54 van het Kiesreglement staat de ongeldigheid van de stemming of een onjuistheid in de vaststelling van de uitslag van de verkiezing niet in de weg aan de toelating van leden, op wier verkiezing de ongeldigheid of onjuistheid geen invloed kan hebben gehad en, in geval van ongeldigheid van de stemming, de nieuwe stemming geen invloed kan hebben.
Ingevolge artikel 55 van het Kiesreglement, voorzover thans van belang, geeft, indien het algemeen bestuur tot niet-toelating van één of meer leden wegens de ongeldigheid van de stemming besluit, de voorzitter van het waterschap daarvan onverwijld kennis aan het dagelijks bestuur van het waterschap, vindt zo spoedig mogelijk nadat deze kennisgeving is ontvangen een nieuwe stemming plaats en wordt de uitslag van de verkiezing opnieuw vastgesteld. Bij deze vaststelling blijft degene die reeds als lid is toegelaten, gekozen verklaard, ook indien mocht blijken dat dit ten onrechte is geschied.
2.5. De in artikel 27, eerste lid, van het Kiesreglement neergelegde verplichting voor het hoofdstembureau om alle stemgerechtigden de stembescheiden toe te zenden beoogt een waarborg te bieden voor eerlijke en vrije, democratische verkiezingen, waaraan alle stemgerechtigden gelijkelijk kunnen deelnemen. Gezien tegen deze achtergrond kan, anders dan appellant betoogt, het feit dat artikel 28, eerste lid, van het Kiesreglement stemgerechtigden daarnaast de mogelijkheid geeft om wanneer zij desondanks geen stembescheiden hebben ontvangen, om duplicaten daarvan te verzoeken, dan ook niet meebrengen dat niet nakoming van artikel 27, eerste lid, van het Kiesreglement niet tot (gehele of gedeeltelijke) ongeldigheid van de stemming zou kunnen leiden.
Vast staat dat zowel in het proces-verbaal van de vergadering van het stembureau van 20 mei 2003 als in het proces-verbaal van de vergadering van het Hoofdstembureau van 21 mei 2003 melding is gemaakt van schriftelijke bezwaren tegen de wijze waarop de verkiezingen zijn verlopen. De bezwaren zijn op grond van artikel 53, eerste lid, van het Kiesreglement ter beslissing aan verweerder doorgezonden.
Naar aanleiding daarvan is door verweerder een onderzoek ingesteld. Daarbij is komen vast te staan dat in Schoorl en Groet ongeveer 3.200 stemgerechtigden voor de categorie ingezetenen in kiesdistrict B geen stembescheiden toegezonden hebben gekregen en mitsdien niet is voldaan aan artikel 27, eerste lid, van het Kiesreglement.
Vast staat voorts dat deze stemgerechtigden allen op dicht bij elkaar gelegen adressen, in de buurt van de woonplaats van een van de kandidaten voor het lidmaatschap van het college van hoofdingelanden voor die categorie in dat district, [kandidaat], wonen en het verschil in stemmen tussen deze kandidaat en de met de minste stemmen gekozen kandidaat, appellant, voor die categorie in dat district slechts 254 stemmen bedraagt. Tevens staat vast dat het verschil in stemmen tussen appellant en de met de meeste stemmen niet gekozen [kandidaat], slechts 91 stemmen bedraagt.
Onder deze omstandigheden heeft verweerder terecht geoordeeld dat niet uitgesloten moet worden geacht dat het niet toezenden van de stembescheiden aan voornoemde ongeveer 3.200 ingezetenen van invloed is geweest op de uitslag van de verkiezingen voor de categorie ingezetenen in kiesdistrict B, dat gelet daarop de stemming voor dit onderdeel als ongeldig moet worden aangemerkt en de gekozen leden, waaronder appellant, niet kunnen worden toegelaten als lid van het college van hoofdingelanden.
Anders dan appellant kennelijk meent, betekent het enkele feit dat hij door het hoofdstembureau als gekozen lid is aangemerkt niet dat hij ook als lid van het college van hoofdingelanden moet worden toegelaten. De in het door appellant in dit verband genoemde artikel 55, derde lid, van het Kiesreglement neergelegde regel dat bij de vaststelling van de uitslag van de nieuwe verkiezing degene die reeds als lid is toegelaten gekozen verklaard blijft ook indien mocht blijken dat dit ten onrechte is geschied, is slechts van toepassing op degenen, die op grond van artikel 54 van het Kiesreglement reeds als lid zijn toegelaten. Die regel is derhalve niet op appellant van toepassing. Appellant is immers geen reeds toegelaten lid, doch wordt op grond van artikel 55, eerste lid, van het Kiesreglement juist niet toegelaten als lid.
2.6. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep, voorzover ontvankelijk, ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk voorzover het het besluit van verweerder van 11 juni 2003 tot herstemming voor de categorie ingezetenen in kiesdistrict B betreft;
II. verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Groenendijk
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2003
164-420.