ECLI:NL:RVS:2003:AI0793
Raad van State
- Eerste aanleg - meervoudig
- W. Konijnenbelt
- W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
- J.G.C. Wiebenga
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen besluit inzake melding Wet milieubeheer
In deze zaak heeft de Raad van State op 6 augustus 2003 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van een appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel. Het besluit, genomen op 1 mei 2002, betrof de acceptatie van een melding die op 7 maart 2002 was ontvangen, en die voldeed aan artikel 8.19, tweede lid, aanhef en onder a van de Wet milieubeheer. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een later besluit van 13 augustus 2002, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 22 juli 2003, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door mr. H.G.M. van der Westen, en de verweerder door ambtenaren van de gemeente, waaronder H.C.R. van Heeswijk en ing. Ag. M. Middendorp.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat in een eerdere uitspraak (zaak 200206282/1) de aangevraagde revisievergunning voor de inrichting goeddeels in stand is gelaten. Dit betekent dat de activiteiten die onder de aanvaarde melding vallen, niet meer ter discussie staan. Aangezien er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gepresenteerd die de rechtmatigheid van de beschikking in twijfel trekken, heeft de Afdeling geoordeeld dat de appellant geen processueel belang meer heeft bij de beoordeling van de onderhavige beschikking. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van processueel belang in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor appellanten om relevante en nieuwe argumenten aan te dragen om ontvankelijkheid te waarborgen. De Raad van State heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, wat gebruikelijk is in gevallen waar het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.