ECLI:NL:RVS:2003:AI1049

Raad van State

Datum uitspraak
7 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200302734/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D. Dolman
  • B. Klein Nulent
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake het uitwerkingsplan Buitengebied van de gemeente Veere

Op 4 februari 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Veere het uitwerkingsplan "1e planuitwerking, bestemmingsplan Buitengebied" vastgesteld. Dit besluit werd goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Zeeland op 4 maart 2003. Tegen deze besluiten hebben de vereniging "Heemkundige Kring Walcheren" en de stichting "Stichting Zeeuws Biologisch Museum" beroep ingesteld bij de Raad van State. De verzoekster sub 1 heeft op 29 april 2003 verzocht om een voorlopige voorziening, gevolgd door verzoekster sub 2 op 5 mei 2003. De Voorzitter heeft de verzoeken op 11 juli 2003 behandeld, waarbij verzoekster sub 1 vertegenwoordigd was door gemachtigden en verweerder door ir. E.J.H. Verspuij. Verzoekster sub 2 was niet aanwezig.

De Voorzitter overweegt dat de ontvankelijkheid van verzoekster sub 1 ter discussie staat, maar dat verzoekster sub 2 in ieder geval ontvankelijk is. Beide verzoeksters maken bezwaar tegen de aanleg van een rotonde in het zichtveld van Kasteel Westhove en vragen om schorsing van het besluit. De Voorzitter stelt vast dat het uitwerkingsplan in overeenstemming is met de voorschriften van het moederplan en dat de landschappelijke en cultuurhistorische waarden behouden blijven. De Voorzitter verwacht niet dat het uitwerkingsplan in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Uiteindelijk worden de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen.

Uitspraak

200302734/2.
Datum uitspraak: 7 augustus 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. de vereniging “Heemkundige Kring Walcheren”, gevestigd te Middelburg,
2. de stichting “Stichting Zeeuws Biologisch Museum”, gevestigd te Oostkapelle,
verzoeksters,
en
het college van gedeputeerde staten van Zeeland,
verweerder.
1. Procesverloop
Het college van burgemeester en wethouders van Veere heeft bij besluit van 4 februari 2003, het uitwerkingsplan "1e planuitwerking, bestemmingsplan Buitengebied" vastgesteld.
Bij besluit van 4 maart 2003, kenmerk 032078/662/15, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben verzoekster sub 1 bij brief van 29 april 2003, bij de Raad van State ingekomen op 29 april 2003, en verzoekster sub 2 bij brief van 5 mei 2003, bij de Raad van State ingekomen op 7 mei 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 29 april 2003, bij de Raad van State ingekomen op 29 april 2003, heeft verzoekster sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 5 mei 2003, bij de Raad van State ingekomen op 7 mei 2003, heeft verzoekster sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 11 juli 2003, waar verzoekster sub 1, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en verweerder, vertegenwoordigd door ir. E.J.H. Verspuij, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Verzoekster sub 2 is niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat de Heemkundige Kring Walcheren niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht kan worden beschouwd en dientengevolge niet in haar beroep kan worden ontvangen. De Voorzitter overweegt dat wat betreft verzoekster sub 2, Stichting Zeeuws Biologisch Museum, ontvankelijkheid van het beroep in ieder geval kan worden aangenomen.
Nu de gronden van het verzoek om een voorlopige voorziening van beide verzoeksters dezelfde zijn, ziet de Voorzitter aanleiding om in het kader van deze procedure aan de ontvankelijkheidskwestie in beroep van de Heemkundige Kring Walcheren voorbij te gaan.
2.3. Het uitwerkingsplan is gebaseerd op artikel 34A van de voorschriften van het op 30 november 1999 goedgekeurde bestemmingsplan “Buitengebied” (hierna: het moederplan) en voorziet in de aanleg van een parkeerterrein en een rotonde ten zuiden van Kasteel Westhove. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan goedgekeurd.
2.4. Verzoeksters kunnen zich met dit besluit niet verenigen. Zij maken bezwaar tegen de aanleg van de rotonde in het zichtveld van Kasteel Westhove. Om onomkeerbare gevolgen te voorkomen vragen zij om schorsing van het bestreden besluit op dit punt.
2.5. In artikel 34A, eerste lid, onder b, van de voorschriften van het moederplan is bepaald dat de gronden met de bestemming “Uit te werken Verkeersgebied (UV)” zijn bestemd voor verkeersvoorzieningen ter bevordering van een duurzaam veilige verkeersafwikkeling op de Domburgseweg en op de Westhovenseweg. Hieronder wordt mede een rotonde verstaan. Onder e is bepaald dat de gronden tevens zijn bestemd voor de verkeersontsluiting van het aan te leggen parkeerterrein op de Domburgseweg. In artikel 34A, tweede lid, onder e, is als uitwerkingsregel opgenomen dat deze verkeersontsluiting dient aan te sluiten op de kruising van de Domburgseweg met de Westhovenseweg en verder op zo kort mogelijke afstand evenwijdig aan de Domburgseweg dient te worden gelegd.
Blijkens de plankaart van het uitwerkingsplan is de rotonde voorzien ter hoogte van de kruising van de Domburgseweg met de Westhovenseweg en sluit de beoogde weg naar het aan te leggen parkeerterrein hierop aan. Deze weg ligt, gelet op de plankaart, voorts grotendeels parallel aan de Domburgseweg. Gelet hierop ziet de Voorzitter geen reden voor het oordeel dat het uitwerkingsplan in zoverre niet in overeenstemming is met de in het moederplan gegeven uitwerkingsregels. Daarbij is volgens de Voorzitter uit ruimtelijk oogpunt op aanvaardbare wijze invulling gegeven aan de doelstelling de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden, waaronder het vrije zicht vanaf de Domburgseweg op kasteel Westhove, te behouden. Hij neemt hierbij in aanmerking dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat een sobere uitvoering van de rotonde met zo min mogelijk verticale elementen wordt beoogd.
2.6. Gelet op het vorenstaande verwacht de Voorzitter niet dat het uitwerkingsplan in de bodemprocedure niet in stand zal blijven.
2.7. De verzoeken om voorlopige voorziening dienen te worden afgewezen.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. Klein Nulent
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2003
218-392.