ECLI:NL:RVS:2003:AI1052

Raad van State

Datum uitspraak
7 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200304090/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • M.A.G. Stolker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen geluidsoverlast door windmolen te Boazum

In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening in verband met geluidsoverlast veroorzaakt door een windmolen aan de Suderdyk 3 te Boazum. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 10 juli 2003, waarin het college van burgemeester en wethouders van Littenseradiel het verzoek om handhavend op te treden heeft afgewezen. De verzoekers stellen dat het geluid van de windmolen leidt tot slaapstoornissen en dat de windmolen niet voldoet aan de geldende geluideisen. Ze verwijzen naar een geluidrapport van de milieuadviesdienst Zuidwest Friesland, waaruit blijkt dat de geluidnormen op de gevels van de woningen met 8 dB(A) worden overschreden.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 29 juli 2003 behandeld. Tijdens de zitting zijn verzoekers, bijgestaan door een gemachtigde, en de verweerder, vertegenwoordigd door B. Kroese, verschenen. De Voorzitter heeft vastgesteld dat er tegenstrijdige gegevens zijn over de geluidsoverlast. Verweerder heeft de gehanteerde meet- en beoordelingswijze uit het geluidrapport ongeschikt geacht en heeft zelf een onderzoek laten uitvoeren door ECN, waarvan de resultaten nog niet beschikbaar zijn.

De Voorzitter concludeert dat op basis van de huidige gegevens niet kan worden vastgesteld of er sprake is van overtreding van de geluidvoorschriften. De geluidhinder lijkt zich niet permanent voor te doen, maar afhankelijk te zijn van specifieke weersomstandigheden. Gezien de belangen van de drijver van de windmolen en de onduidelijkheid over de geluidsoverlast, ziet de Voorzitter onvoldoende aanleiding om het verzoek om stillegging van de windmolen toe te wijzen. De beslissing om het verzoek af te wijzen is genomen in het belang van een evenwichtige afweging van de betrokken belangen.

Uitspraak

200304090/1.
Datum uitspraak: 7 augustus 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Littenseradiel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 juli 2003, kenmerk IJH, heeft verweerder het verzoek van verzoekers om handhavend op te treden in verband met het geluid dat wordt veroorzaakt door een windmolen aan de Suderdyk 3 te Boazum, afgewezen.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt. Voorts hebben zij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 juli 2003, waar verzoekers, bijgestaan door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door B. Kroese, zijn verschenen. Namens de drijver van de inrichting zijn daar gehoord [gemachtigden].
2. Overwegingen
2.1. Het verzoek strekt tot - kort weergegeven – het stilleggen van de windmolen aan de Suderdyk 3 te Boazum. Aan dat verzoek is met name ten grondslag gelegd dat het geluid van de windmolen tot slaapstoornissen leidt. Volgens verzoekers voldoet de windmolen niet aan de geldende geluideisen. Zij verwijzen in dat verband naar een geluidrapport van de milieuadviesdienst Zuidwest Friesland van 9 maart 2001. In dat rapport wordt geconcludeerd dat de geluidnormen op de gevels van de woningen Suderdyk [nrs.] met 8 dB(A) worden overschreden.
2.2. Uit het besluit van 10 juli 2003 en een brief van 23 mei 2003 kan worden afgeleid dat verweerder de gehanteerde meet- en beoordelingswijze uit het geluidrapport van 9 maart 2001 ongeschikt acht om te beoordelen of ter plaatse van de betreffende woningen aan de geluidvoorschriften wordt voldaan.
In opdracht van de leverancier van de windmolen is op 22 januari 2002 een onderzoeksrapport uitgebracht, waarin wordt geconcludeerd dat ruimschoots wordt voldaan aan de geluidvoorschriften.
Vanwege onder meer deze uiteenlopende onderzoeksgegevens heeft verweerder zelf opdracht gegeven aan ECN om het geluid van de windmolen te beoordelen. Volgens verweerder hebben de voor dat onderzoek benodigde weersomstandigheden zich tot dusverre nog niet voorgedaan. In afwachting van dat onderzoek ziet verweerder geen aanleiding om de windmolen stil te leggen.
2.3. De Voorzitter kan aan de hand van de tegenstrijdige gegevens die tot dusverre bekend zijn niet vaststellen of er sprake is van overtreding van de geluidvoorschriften, zodat evenmin kan worden beoordeeld of verweerder het verzoek om de windmolen stil te leggen, in redelijkheid heeft afgewezen. Op grond van de stukken en de zitting is aannemelijk dat de door verzoekers gestelde geluidhinder van de windmolen zich niet permanent voordoet, maar met name bij bepaalde windsnelheden en bij bepaalde windrichtingen. In het kader van de behandeling van de beslissing op bezwaar zou kunnen worden bezien in hoeverre op grond daarvan aanleiding bestaat om de windmolen bij bepaalde weersomstandigheden stil te leggen. Deze procedure leent zich niet voor het vaststellen van dergelijke voorwaarden. Het geheel stilleggen van de windmolen op grond van de thans bekende feiten en omstandigheden acht de Voorzitter, gezien de belangen die gemoeid zijn met het in werking houden van de windmolen, onevenredig belastend voor de drijver van de inrichting.
2.4. Gezien het vorenstaande ziet de Voorzitter, in afweging van de betrokken belangen, onvoldoende aanleiding voor toewijzing van het verzoek.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Stolker
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2003
157.