ECLI:NL:RVS:2003:AI1054
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- K. Brink
- P.A. de Vink
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in geschil over revisievergunning melkveehouderij en stankhinder
Op 6 augustus 2003 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het geschil ontstond naar aanleiding van een besluit van 14 mei 2003, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout een revisievergunning had verleend aan de vergunninghouder voor een melkveehouderij op een specifiek perceel. Verzoeker, die zich benadeeld voelde door dit besluit, heeft op 14 juni 2003 beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Dit verzoek werd ter zitting behandeld op 24 juli 2003, waar zowel verzoeker als de vertegenwoordigers van de gemeente aanwezig waren.
De Voorzitter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat verzoeker bezwaren had tegen de stankhinder die de melkveehouderij zou veroorzaken. Hij betoogde dat een nabijgelegen pand, dat feitelijk bewoond zou zijn, ten onrechte buiten beschouwing was gelaten bij de beoordeling van de stankhinder. De gemeente stelde echter dat de bewoning van dit pand illegaal was en dat handhaving zou plaatsvinden. De Voorzitter oordeelde dat de gemeente onvoldoende had aangetoond dat het pand niet bewoond werd en dat de beoordeling van de stankhinder niet correct was uitgevoerd.
Uiteindelijk besloot de Voorzitter om het besluit van de gemeente te schorsen en veroordeelde hij de gemeente tot het betalen van proceskosten aan verzoeker. Dit besluit werd genomen in het kader van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de Voorzitter benadrukte dat de beoordeling van de stankhinder niet in overeenstemming was met de geldende wet- en regelgeving. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de vergunningverlening en de beoordeling van milieuhinder in vergelijkbare zaken.