ECLI:NL:RVS:2003:AI1176
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.M. Boll
- P.A. Melse
- Rechtspraak.nl
Vergunning voor spoorwegemplacement en voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de Raad van State op 15 augustus 2003 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een vergunning verleend aan NS Railinfrabeheer B.V. voor het oprichten en in werking hebben van een spoorwegemplacement in Bergen op Zoom. De vergunning, verleend op 15 april 2003, betreft het wisselen van locomotieven en het rangeren met goederentreinen en wagons. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij van mening is dat de feitelijke situatie niet meer overeenkomt met de vergunde situatie. Hij stelt dat er sporen zijn verwijderd en dat het rangeren nu ook op andere sporen plaatsvindt, wat niet in de vergunning is opgenomen.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek behandeld op 22 juli 2003. Tijdens de zitting is verzoeker in persoon verschenen, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door een gemachtigde en een ambtenaar van de gemeente. De vergunninghoudster was ook aanwezig met haar gemachtigden. De Voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij heeft vastgesteld dat verzoeker geen bedenkingen heeft ingebracht tegen de ontwerpen van het besluit en dat de aanvraag en de vergunning moeten worden beoordeeld zoals deze zijn ingediend.
De Voorzitter concludeert dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat verzoeker niet kan bewerkstelligen wat hij beoogt, namelijk de actualisatie van de aanvraag en de vergunning. De Voorzitter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en stelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 augustus 2003.