ECLI:NL:RVS:2003:AI1254

Raad van State

Datum uitspraak
20 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200300179/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • M.Z.C. Koutstaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit tot weigering ligplaatsvergunning voor woonschip in Amsterdam-Noord

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Noord. Het dagelijks bestuur had op 1 november 1999 aan de appellant onder aanzegging van bestuursdwang gelast zijn woonschip uit het stadsdeel te verwijderen. De appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het dagelijks bestuur verklaarde dit bezwaar ongegrond op 10 april 2000. Vervolgens werd op 16 oktober 2001 de aanvraag van de appellant voor een ligplaatsvergunning in een nabijgelegen kanaal afgewezen. Ook het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 8 maart 2002 ongegrond verklaard.

De rechtbank te Amsterdam verklaarde op 4 december 2002 het beroep van de appellant tegen het besluit van 10 april 2000 niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van 8 maart 2002 ongegrond. Tegen deze uitspraak heeft de appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, welke zaak op 26 juni 2003 ter zitting werd behandeld. De appellant betoogde dat hem in redelijkheid een ligplaatsvergunning zou moeten worden verleend, omdat zijn vroegere woonschip tot het gedoogdenbestand behoorde.

De Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat het dagelijks bestuur geen betekenis behoefde toe te kennen aan de gedoogdenstatus van de appellant, omdat deze status schip-gebonden is. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 20 augustus 2003.

Uitspraak

200300179/1.
Datum uitspraak: 20 augustus 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Amsterdam van 4 december 2002 in het geding tussen:
appellant
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Noord.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 november 1999 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Noord (hierna: het dagelijks bestuur) appellant onder aanzegging van bestuursdwang gelast zijn woonschip uit het stadsdeel Amsterdam-Noord te verwijderen.
Bij besluit van 10 april 2000 heeft het dagelijks bestuur het door appellant tegen het besluit van 1 november 1999 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 16 oktober 2001 heeft het dagelijks bestuur de aanvraag van appellant om een vergunning voor een ligplaats ten behoeve van een woonschip in het [kanaal] nabij [locatie] te [plaats], afgewezen.
Bij besluit van 8 maart 2002 heeft het dagelijks bestuur het door appellant tegen het besluit van 16 oktober 2001 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 december 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door appellant tegen het besluit van 10 april 2000 ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard, en het door appellant tegen het besluit van 8 maart 2002 ingestelde beroep ongegrond. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 7 januari 2003, bij de Raad van State ingekomen op 9 januari 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 1 maart 2003 heeft het dagelijks bestuur van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juni 2003, waar appellant in persoon is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het hoger beroep richt zich tegen de ongegrondverklaring van het beroep van appellant tegen het besluit van 8 maart 2002, waarbij het dagelijks bestuur zijn besluit tot weigering van een ligplaatsvergunning heeft gehandhaafd.
2.2. Appellant heeft betoogd dat hem in redelijkheid een ligplaatsvergunning zou moeten worden verleend, gelet op het feit dat zijn vroegere woonschip de [naam woonschip], waarmee hij tot 1983 ligplaats had in Amsterdam-Noord, tot het zogenoemde gedoogdenbestand behoorde.
2.3. Dit betoog faalt. Terecht heeft de rechtbank overwogen dat het dagelijks bestuur aan de gedoogdenstatus die appellant tot 1983 bezat bij de onderhavige besluitvorming niet die betekenis behoefde toe te kennen die appellant daaraan gehecht wil zien, omdat het gedogen schip-gebonden is. Ook uit de uitspraak van 13 januari 1987 in zaak nr. R03.85.1312 van de voormalige Afdeling rechtspraak blijkt dat de toenmalige gedoogdenstatus van appellant niet meebrengt dat hij sindsdien het recht heeft om met een ander woonschip elders in Amsterdam-Noord ligplaats in te nemen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.Z.C. Koutstaal, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Koutstaal
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2003
383.