ECLI:NL:RVS:2003:AI1272

Raad van State

Datum uitspraak
20 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200300761/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • M.Z.C. Koutstaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van EG-erkenning slachterij/uitsnijderij en bezwaarprocedure

In deze zaak gaat het om de intrekking van de EG-erkenning voor een slachterij/uitsnijderij, verleend aan appellant. De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben op 8 februari 2000 aan appellant meegedeeld dat zijn erkenning met ingang van 1 mei 2000 zou worden ingetrokken, tenzij aan de eisen die uit de erkenning voortvloeien, was voldaan. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door de Staatssecretaris en de Minister niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank te Leeuwarden heeft op 24 januari 2003 het beroep van appellant ongegrond verklaard. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn gronden heeft aangevuld in maart 2003.

De zaak is behandeld op 26 juni 2003, waar appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. W. Sleijfer. De Staatssecretaris en de Minister waren vertegenwoordigd door ambtenaren van het ministerie. De Raad van State heeft overwogen dat appellant zijn bezwaarschrift buiten de wettelijke termijn had ingediend, en dat de rechtbank terecht geen grond voor verschoonbaarheid heeft gezien. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 20 augustus 2003.

Uitspraak

200300761/1.
Datum uitspraak: 20 augustus 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Leeuwarden van 24 januari 2003 in het geding tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (thans: Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 februari 2000 hebben de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (thans: Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; hierna: de Staatssecretaris) en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de Minister) appellant meegedeeld dat de hem verleende “EG-erkenning slachterij/uitsnijderij” (nr. 669) categorie A en B met ingang van 1 mei 2000 wordt ingetrokken, tenzij op die datum aan de uit de erkenning voortvloeiende eisen is voldaan.
Bij ongedateerd besluit, verzonden 27 augustus 2001, hebben de Staatssecretaris en de Minister het daartegen door appellant gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 24 januari 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 4 februari 2003, bij de Raad van State ingekomen op 5 februari 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 4 maart 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 28 maart 2003 hebben de Staatssecretaris en de Minister van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juni 2003, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. W. Sleijfer, advocaat te Leeuwarden, en de Staatssecretaris en de Minister, vertegenwoordigd door mr. M.E. Walland en mr. J.C.M. Oudshoorn, beiden ambtenaar van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (thans: Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Niet in geding is dat appellant zijn tegen het besluit van 8 februari 2000 gerichte bezwaarschrift heeft ingediend buiten de in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde termijn.
In het betoog van appellant dat hij de brief aanvankelijk niet als besluit herkende, heeft de rechtbank terecht en op goede gronden geen grond voor verschoonbaarheid gezien. In hoger beroep heeft appellant niets aangevoerd dat tot een ander oordeel dient te leiden.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.Z.C. Koutstaal, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Koutstaal
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2003
383.