ECLI:NL:RVS:2003:AI1471

Raad van State

Datum uitspraak
27 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200301033/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • J.J. Vis
  • J.J.C. Voorhoeve
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor windmolens in Delfzijl

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 augustus 2003 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid High Energy B.V. tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Delfzijl om vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor de bouw van 11 windmolens. Het college had op 5 december 2000 besloten om geen vrijstelling te verlenen op basis van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Dit besluit werd door het college in een later besluit van 1 juni 2001 bevestigd, waarbij het bezwaar van appellante ongegrond werd verklaard. De rechtbank te Groningen verklaarde op 8 januari 2003 het beroep van appellante tegen deze besluiten ongegrond.

Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij betoogde dat het college in redelijkheid niet had kunnen weigeren om vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen. De Raad van State oordeelde echter dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat het bouwplan in strijd was met de geldende bestemming van het bestemmingsplan "Buitengebied, deelgebied midden", dat agrarische doeleinden voorschrijft. De Raad van State benadrukte dat de gemeenteraad vrijstelling kan verlenen mits er een goede ruimtelijke onderbouwing is en dat het college van gedeputeerde staten geen bezwaar heeft. In dit geval was er geen sprake van een goede ruimtelijke onderbouwing, omdat de 11 windmolens niet voldeden aan de eisen van het voorontwerp-bestemmingsplan "Windmolenpark".

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat hiervoor geen aanleiding bestond. De uitspraak benadrukt het belang van een goede ruimtelijke onderbouwing en de naleving van bestemmingsplannen bij het verlenen van bouwvergunningen voor projecten als windmolens.

Uitspraak

200301033/1.
Datum uitspraak: 27 augustus 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid High Energy B.V., gevestigd te Poortvliet,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank te Groningen van 8 januari 2003 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Delfzijl.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 december 2000 heeft het college van burgemeester en wethouders van Delfzijl (hierna: het college) geweigerd aan appellante met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor de bouw van 11 windmolens in het gebied ten zuiden van de Warvenweg te Delfzijl.
Bij besluit van 1 juni 2001 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 januari 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Groningen (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 17 februari 2003, bij de Raad van State ingekomen op 18 februari 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 18 maart 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 3 april 2003 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 juni 2003, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en het college, vertegenwoordigd door A.J. Pronk, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar namens de naamloze vennootschappen N.V. Essent en Siemens Nederland N.V., en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Koop Holding Europe B.V. gehoord mr. W.R. van der Velde, advocaat te Groningen, [gemachtigden].
2. Overwegingen
2.1. Niet in geschil is dat het bouwplan – gelet op artikel 3, tweede lid, onder e, van de voorschriften van het bestemmingsplan “Buitengebied, deelgebied midden” - in strijd is met de ingevolge dit bestemmingsplan ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar ter plaatse geldende bestemming “Agrarische doeleinden”.
2.2. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO, voorzover hier van belang, kan de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van het college van gedeputeerde staten (hierna: gedeputeerde staten) de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. Onder een goede ruimtelijke onderbouwing wordt bij voorkeur een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemmingsplan van het betreffende gebied.
2.3. Appellante betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college in redelijkheid niet heeft kunnen weigeren vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de WRO en dat de bouwvergunning derhalve diende te worden verleend.
2.3.1. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het project van appellante in strijd is met het toekomstig planologisch regime, neergelegd in het voorontwerp-bestemmingsplan “Windmolenpark”. Uit artikel II.4, onder 13, aanhef en onder a en e, van dit plan volgt dat een strakke lijnopstelling en eenheid van het type windturbines is vereist. Nu de 11 windmolens weliswaar op de in het plan vastgelegde coördinaten, maar willekeurig – in twee clusters - in het plangebied zijn gesitueerd, is van een lijnopstelling (nog) geen sprake. Niet kan dan ook worden staande gehouden dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten de gevraagde vrijstelling te weigeren.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, Voorzitter, en mr. J.J. Vis en mr. J.J.C. Voorhoeve, Leden, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. van Roosmalen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2003
53-422.