200301682/1.
Datum uitspraak: 27 augustus 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], gevestigd te [plaats],
het college van burgemeester en wethouders van Zoeterwoude,
verweerder.
Bij besluit van 20 november 2001 heeft het dagelijks bestuur van de Milieudienst West-Holland de door appellante ingediende melding, als bedoeld in artikel 8.19, tweede lid, van de Wet milieubeheer, van het vervangen van de klimaatbeheersingsinstallaties binnen haar inrichting op het adres [locatie] te [plaats], geaccepteerd.
Bij besluit van 5 februari 2003, verzonden op 7 februari 2003, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het bovengenoemde besluit herroepen en daarvoor in de plaats besloten de melding niet te accepteren.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 17 maart 2003, bij de Raad van State ingekomen op 18 maart 2003, beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 augustus 2003, waar appellante, vertegenwoordigd door [gemachtigden], is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 8.19, tweede lid, van de Wet milieubeheer geldt een voor een inrichting verleende vergunning tevens voor veranderingen van de inrichting of van de werking daarvan die niet in overeenstemming zijn met de voor de inrichting verleende vergunning of de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften, maar die niet leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan die de inrichting ingevolge de vergunning en de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften mag veroorzaken, onder de voorwaarde dat:
a. deze veranderingen niet leiden tot een andere inrichting dan waarvoor vergunning is verleend;
b. het voornemen tot het uitvoeren van de verandering door de vergunninghouder schriftelijk overeenkomstig de krachtens het zevende lid, onder a, gestelde regels aan het bevoegd gezag is gemeld, en
c. het bevoegd gezag aan de vergunninghouder schriftelijk heeft verklaard dat de voorgenomen verandering voldoet aan de aanhef en onderdeel a en de verandering naar zijn oordeel geen aanleiding geeft tot toepassing van de artikelen 8.22, 8.23 of 8.25.
2.2. Appellante betoogt dat het bestreden besluit onvoldoende is onderbouwd en bovendien milieutechnisch bezien onjuist is. In dit verband voert zij aan dat uit een rapport van Colt Technology B.V., gedateerd 8 oktober 2001, blijkt dat wat betreft het aspect geluid de bijdrage van de nieuwe klimaatbeheersingsinstallaties aan de totale geluidbelasting vanwege de inrichting niet zal toenemen ten opzichte van de geluidbelasting vanwege de oude installaties en dat de geluidgrenswaarden, die zijn gesteld in hoofdstuk IV van de vergunning van 13 december 1994, niet worden overschreden.
2.2.1. Verweerder heeft in het bestreden besluit gesteld dat de melding niet kan worden geaccepteerd, omdat onvoldoende is aangetoond dat de in de melding beschreven wijziging geen toename van de geluid- en trillingbelasting vanwege de inrichting tot gevolg heeft. Voorts heeft verweerder verwezen naar het advies van de commissie voor bezwaar- en beroepschriften van de gemeente Zoeterwoude, gedateerd 7 maart 2002.
2.2.2. De Afdeling stelt vast dat verweerder tijdens de hoorzitting van de commissie voor bezwaar- en beroepschriften op 11 februari 2002 heeft betoogd dat de nieuwe installaties een te verwaarlozen bijdrage zullen leveren aan de trilling- en geluidbelasting vanwege de gehele inrichting, waarbij hij heeft verwezen naar berekeningen die door Colt Technology B.V. en door hemzelf zijn uitgevoerd. Voorts stelt de Afdeling vast dat in het advies van de commissie niet inhoudelijk is ingegaan op de bezwaren die tegen het besluit van 20 november 2001 zijn ingebracht.
Gelet op het bovenstaande berust het bestreden besluit naar het oordeel van de Afdeling daarmee op een onzorgvuldige voorbereiding en op een ondeugdelijke motivering. Het bestreden besluit is derhalve strijdig met artikel 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.3. Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
2.4. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zoeterwoude van 5 februari 2003;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Zoeterwoude in de door appellante in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 748,55, waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door de gemeente Zoeterwoude te worden betaald aan appellante;
III. gelast dat de gemeente Zoeterwoude aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 218,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Voorzitter, en mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens en mr. Ch.W. Mouton, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Heijerman, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Heijerman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2003