ECLI:NL:RVS:2003:AI1731

Raad van State

Datum uitspraak
25 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200303739/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van goedkeuring bestemmingsplan door de Raad van State

In deze zaak heeft de Raad van State op 25 augustus 2003 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van de vereniging 'Vereniging Milieudefensie' tegen het college van gedeputeerde staten van Limburg. Het geschil betreft de goedkeuring van het bestemmingsplan 'De Bisselt ’85' door de gemeenteraad van Mook en Middelaar, vastgesteld op 31 oktober 2002. De vereniging heeft op 9 juni 2003 beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij ook verzocht heeft om een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het verzoek op 15 augustus 2003 behandeld.

De Voorzitter overweegt dat de bedenkingen van verzoekster tijdig zijn ingediend, ondanks dat het bedenkingengeschrift een poststempel van 26 december 2002 heeft. De Voorzitter concludeert dat de termijn voor het indienen van bedenkingen op 24 december 2002 eindigde, en dat verzoekster haar bedenkingengeschrift op tijd ter post heeft bezorgd. De zaak betreft een partiële herziening van het bestemmingsplan, waarbij de bouw van een woning mogelijk wordt gemaakt op de plaats van een voormalige manege.

Verzoekster betwist de goedkeuring van het plan, omdat de toegestane inhoud van de woning te groot zou zijn en er misbruik zou worden gemaakt van de provinciale regeling voor sloop van niet aan het buitengebied gebonden functies. De Voorzitter oordeelt dat het plan de bouw van een woning mogelijk maakt die de reguliere inhoudsmaat voor burgerwoningen in het buitengebied overschrijdt. Gezien de mogelijke onomkeerbare gevolgen van het besluit, schorst de Voorzitter het goedkeuringsbesluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg totdat in de hoofdzaak op het beroep van verzoekster is beslist. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster.

Uitspraak

200303739/2.
Datum uitspraak: 25 augustus 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de vereniging "Vereniging Milieudefensie", kerngeroep Mook, gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2002 heeft de gemeenteraad van Mook en Middelaar het bestemmingsplan "De Bisselt ’85-[locatie]" vastgesteld.
Bij besluit van 25 maart 2003, kenmerk 2003/12781, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 9 juni 2003, bij de Raad van State ingekomen op 11 juni 2003, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 12 augustus 2003.
Bij eerstgenoemde brief heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 augustus 2003, waar verzoekster, vertegenwoordigd door H.M. van Beuningen, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.M.W. Mesters, ambtenaar bij de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn als derde-belanghebbenden verschenen de gemeenteraad van Mook en Middelaar, vertegenwoordigd door A.J.M. Thijssen, ambtenaar bij de gemeente, en [partij], in persoon en bijgestaan door mr. J.P. Hoegee, advocaat te Nijmegen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [partij] stelt zich op het standpunt dat het beroep van verzoekers evident niet-ontvankelijk is en dat het verzoek reeds daarom zou moeten worden afgewezen.
De Voorzitter overweegt hierover het volgende.
Ingevolge de artikelen 54, tweede lid, onder d, en 56, tweede lid, gelezen in samenhang met artikel 27, eerste en tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het goedkeuringsbesluit van het college van gedeputeerde staten door degene die tegen het plan tijdig bedenkingen heeft ingebracht bij het college van gedeputeerde staten.
Bij de beantwoording van de vraag of de bedenkingen van verzoekster tijdig zijn ingediend, moet worden uitgegaan van de verzendtheorie die is verwoord in artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bij verzending per post, aldus dit artikellid, is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien dit voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De termijn voor het indienen van bedenkingen eindigde op 24 december 2002. Uit de stukken blijkt dat het bedenkingengeschrift is voorzien van een poststempel van 26 december 2002. Gebleken is echter dat brieven die op 24 december 2002 ter post zijn bezorgd vanwege de kerstdagen niet eerder dan 26 december 2002 van een poststempel zijn voorzien. Aannemelijk is dat verzoekster haar bedenkingengeschrift op 24 december 2002, de laatste dag van de termijn, ter post heeft bezorgd.
Voorts is gebleken dat het gouvernement van 25 december 2002 tot en met 1 januari 2003 gesloten was. Het bedenkingengeschrift van verzoekster is daarom pas op 2 januari 2003 als ingekomen post gestempeld. Aangenomen moet worden dat de bedenkingen van verzoekster niet later dan een week na afloop van de termijn zijn ontvangen.
Gelet op het vorenstaande is de Voorzitter van oordeel dat verzoekster tijdig bij verweerder bedenkingen heeft ingebracht. Het standpunt van [partij] volgt hij dan ook niet.
2.3. Het plan is een partiële herziening van het bestemmingsplan “De Bisselt ‘85”. Het plan maakt de bouw van een woning aan de [locatie] mogelijk, op de plaats waar manege “De Mookerheide” was gevestigd. De bestemming “Manege Rs(m)” wordt hiertoe herzien in de bestemmingen “Woondoeleinden W” en “Bos/Tuin T”.
2.4. Verzoekster is van mening dat verweerder de planherziening ten onrechte heeft goedgekeurd. Zij stelt dat de toegestane inhoud van de woning te fors is. Volgens verzoekster wordt - kort gezegd - misbruik gemaakt van de provinciale regeling voor het stimuleren van sloop van niet aan het buitengebied gebonden functies.
2.5. Het beleid van verweerder voor stimulering van sloop houdt in dat in ruil voor sloop van niet aan het buitengebied gelieerde bebouwing een burgerwoning mag worden gebouwd. Deze woning mag een grotere inhoud hebben dan de inhoud die volgens het reguliere beleid maximaal zou zijn toegestaan. Voorwaarde hierbij is dat de grootte van de woning in een dusdanige verhouding staat tot de te slopen oppervlakte dat een ruimtelijke kwaliteitsverbetering optreedt. Dit beleid van verweerder is neergelegd in de “Handleiding bestemmingsplannen c.a.”, actualisatie 2001 (hierna: de Handleiding).
Op het perceel aan de [locatie] staan enkele niet meer in gebruik zijnde gebouwen, waaronder een kantine, een rijbak, stallen en een woning. Deze gebouwen hebben tezamen een inhoud van ongeveer 4.200 m³ en zullen blijkens de stukken worden gesloopt in ruil voor de bouw van een nieuwe burgerwoning. Deze woning mag op grond van het plan een inhoud hebben van maximaal 1.100 m³. Daarnaast kan bij de woning maximaal 80 m² aan bijgebouwen worden gebouwd.
2.6. Naar het oordeel van de Voorzitter maakt het plan de bouw van een woning mogelijk die de reguliere inhoudsmaat voor burgerwoningen in het buitengebied van 500 m³ aanzienlijk overschrijdt. Weliswaar geeft de Handleiding geen maximaal toegestane inhoud voor woningen die met de eerder genoemde regeling worden gebouwd, maar dit betekent niet dat deze inhoud onbegrensd is.
Beoordeeld moet worden of verweerder de inhoud van de woning in dit geval in redelijkheid niet in strijd kon vinden met een goede ruimtelijke ordening. Bij deze beoordeling speelt de aard van de omgeving van de te bouwen woning een belangrijke rol. Partijen stellen zich in dit verband op verschillende standpunten. Verzoekster wijst erop dat het plangebied grenst aan de Provinciale Ecologische Structuur en dat de Bisselt behoort tot het buitengebied. De gemeenteraad daarentegen is van mening dat het desbetreffende deel van de Bisselt een gemengd karakter heeft. Verder nemen verzoekster en verweerder verschillende standpunten in over de omvang van bestaande woningen in de omgeving van het plangebied.
2.7. Naar het oordeel van de Voorzitter vereist, gezien het vorenstaande, het antwoord op de vraag of verweerder het plan in redelijkheid niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening kon vinden, nader onderzoek waarvoor deze procedure zich niet leent.
Gelet op de mogelijke onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan, ziet de Voorzitter aanleiding om het bestreden besluit te schorsen totdat in hoofdzaak op het beroep van verzoekster is beslist.
2.8. Gelet op het vorenstaande wijst de Voorzitter het verzoek toe.
2.9. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg van 25 maart 2003, kenmerk 2003/12781;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Limburg in de door verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 46,78; het bedrag dient door de provincie Limburg te worden betaald aan verzoekster;
III. gelast dat de provincie Limburg aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 232,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C.M. Nollen, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. Nollen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2003
332-.