ECLI:NL:RVS:2003:AJ3374

Raad van State

Datum uitspraak
10 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200300981/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.J. Vis
  • P.J.J. van Buuren
  • J.J.C. Voorhoeve
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen goedkeuring wijzigingsplan bestemmingsplan Buitengebied 1996 door college van burgemeester en wethouders van Wieringermeer

Op 30 oktober 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wieringermeer een wijziging van het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" vastgesteld. Dit wijzigingsplan beoogt de vestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf op een perceel nabij [locatie 1] in de kern [plaats]. Het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland heeft goedkeuring verleend aan dit wijzigingsplan. Tegen deze goedkeuring hebben appellanten, die een dierenpension exploiteren op een afstand van ongeveer 380 meter van de beoogde vestigingslocatie, beroep ingesteld bij de Raad van State. De appellanten stellen dat zij belanghebbenden zijn, omdat de instandhouding van het besluit precedentwerking kan hebben voor andere agrarische bouwpercelen in de omgeving.

Tijdens de zitting op 31 juli 2003 is het standpunt van de verweerder en het college van burgemeester en wethouders naar voren gebracht dat appellanten geen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit. De Raad van State heeft in haar overwegingen uiteengezet dat, volgens de wet, een belanghebbende degene is wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Gezien de afstand en het ontbreken van zicht op de beoogde vestigingslocatie, heeft de Raad van State geoordeeld dat appellanten niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden. De vrees voor precedentwerking raakt niet aan een eigen persoonlijk belang van appellanten.

Daarom heeft de Raad van State het beroep van appellanten niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 10 september 2003.

Uitspraak

200300981/1.
Datum uitspraak: 10 september 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 oktober 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wieringermeer een wijziging van het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 11 december 2002, kenmerk 2002-42833, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 23 februari 2003, bij de Raad van State ingekomen op 25 februari 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 2 juni 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van Melkveehouderijbedrijf [naam]. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 juli 2003, waar appellanten in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. F. Arents, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn het college van burgemeester en wethouders van Wieringermeer, vertegenwoordigd door J.K.K. Vroegindeweij, ambtenaar van de gemeente, B.C. Kadijk, en Melkveehouderijbedrijf [naam], vertegenwoordigd door mr. P.P.A. Bodden, advocaat te Nijmegen, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Met het wijzigingsplan wordt beoogd de vestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf op een perceel nabij [locatie 1] in de kern [plaats] mogelijk te maken. Het wijzigingsplan voorziet daartoe in de aanwijzing van een agrarisch bouwperceel.
Verweerder heeft bij het bestreden besluit goedkeuring verleend aan het wijzigingsplan.
2.2. Verweerder en het college van burgemeester en wethouders hebben ter zitting betoogd dat appellanten geen belanghebbende zijn bij het bestreden besluit. Appellanten stellen zich op het standpunt dat zij wel voldoende belang hebben, onder meer omdat de instandhouding van het bestreden besluit een precedent kan vormen voor de toekenning van nog andere agrarische bouwpercelen in de directe omgeving van hun woonhuis en bedrijf.
2.3. Ingevolge artikel 54, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) gelezen in samenhang met artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit als het aan de orde zijnde.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.4. Appellanten wonen en exploiteren een dierenpension op het adres [locatie 2] te [plaats]. Het perceel van appellanten ligt op een afstand van ongeveer 380 meter van de gronden waarop de vestiging van het agrarisch bedrijf is beoogd. Tussen de gronden van appellanten en de beoogde vestiging van het agrarisch bedrijf ligt de bestaande bebouwing van [locatie 1]. Door deze bebouwing bestaat er vanaf het perceel van appellanten geen zicht op de gronden waarop de vestiging van het agrarisch bedrijf is beoogd.
Niet gebleken is van feiten of omstandigheden in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat, niettegenstaande deze afstand en het ontbreken van zicht, een eigen persoonlijk belang van appellanten rechtstreeks door het bestreden besluit zal worden geraakt. De vrees voor precedentwerking raakt niet een dergelijk eigen persoonlijk belang.
Gezien het voorgaande kunnen appellanten niet worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, zodat zij aan artikel 54, tweede lid, aanhef en onder b, van de WRO gelezen in samenhang met artikel 8:1 van de Awb geen recht tot het instellen van beroep kunnen ontlenen.
2.5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. Vis, Voorzitter, en mr. P.J.J. van Buuren en dr. J.J.C. Voorhoeve, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Vis w.g. Verbeek
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 september 2003
388.