ECLI:NL:RVS:2003:AK4045

Raad van State

Datum uitspraak
17 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200300748/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • R.F.J. Bindels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan 'De Gouwen en De Paal' door gemeenteraad Almere

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het bestemmingsplan 'De Gouwen en De Paal' door de gemeenteraad van Almere, vastgesteld op 16 mei 2002. Het college van burgemeester en wethouders had op 11 maart 2002 een voorstel gedaan dat leidde tot dit bestemmingsplan. De goedkeuring door de gedeputeerde staten van Flevoland werd op 17 december 2002 verleend, maar hiertegen heeft de vereniging 'Belangenvereniging Houdt Haven Groen' beroep ingesteld bij de Raad van State. De zitting vond plaats op 28 juli 2003, waar zowel de appellante als de verweerder vertegenwoordigd waren.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de goedkeuring van het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De appellante betoogde dat de goedkeuring van bepaalde plandelen zou leiden tot de verdwijning van kleine groenvoorzieningen, wat de beleving van de woonomgeving zou aantasten. De Afdeling oordeelde echter dat de gemeenteraad voldoende rekening had gehouden met de belangen van de omwonenden en dat de participatieregeling voldoende inspraakmogelijkheden bood.

De Afdeling concludeerde dat de gemeenteraad beleidsvrijheid heeft om bestemmingen en voorschriften vast te stellen en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op dit uitgangspunt rechtvaardigden. De Afdeling verklaarde het beroep ongegrond, waarmee de goedkeuring van het bestemmingsplan door de gedeputeerde staten werd bevestigd. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 17 september 2003.

Uitspraak

200300748/1.
Datum uitspraak: 17 september 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging "Belangenvereniging Houdt Haven Groen", gevestigd te Almere-Haven,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Flevoland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 mei 2002 heeft de gemeenteraad van Almere, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 maart 2002, vastgesteld het bestemmingsplan "De Gouwen en De Paal".
Verweerder heeft bij zijn besluit van 17 december 2002, kenmerk ROV/02.094697/L, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 31 januari 2003, bij de Raad van State ingekomen op 4 februari 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 15 april 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juli 2003, waar appellante, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door J. van der Perk, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn namens de gemeenteraad A.B.E.M. Rijntjes en E. Weijnen, ambtenaren van de gemeente, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verder: WRO) in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.2. Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor de woonwijk Gouwen in de gemeente Almere.
Verweerder heeft bij het bestreden besluit het plan goedgekeurd.
2.3. Appellante stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan diverse plandelen, omdat deze de verdwijning van kleine groenvoorzieningen in de woonomgeving mogelijk maken. Hij is van mening dat de groene plekken van groot belang zijn voor de beleving van de woonomgeving. Appellante meent dat de gemeenteraad met het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid van artikel 11 van de WRO had kunnen volstaan.
2.4. De gemeenteraad heeft binnen het plangebied onder meer aan kleine eenheden groen de bestemming “Verblijfsgebied (VG)” toegekend. Deze bestemming maakt zogenoemde verharding van deze gronden mogelijk. Hij meent dat het toekennen van de bestemming “Groenvoorzieningen (GR)” aan deze gronden leidt tot onnodige vertraging en inflexibiliteit bij noodzakelijke aanpassingen aan de openbare ruimte nu deze bestemming verharding niet mogelijk maakt.
2.5. Verweerder heeft de bestreden plandelen niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht. Hij deelt daarbij het standpunt van de gemeenteraad en meent dat de participatieregeling omwonenden voldoende zekerheid verschaft.
2.6. Ingevolge artikel 13 van de planvoorschriften zijn gronden op de plankaart aangewezen voor “Verblijfsgebied (VG)” bestemd voor wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing, waaronder begrepen fiets- en voetpaden, bepaald door en gericht op de aangrenzende bestemmingen, alsmede voor parkeerplaatsen, voorzieningen ten behoeve van de afvalverzameling, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, speel- en groenvoorzieningen en water.
De doeleindenomschrijving voor plangronden met de bestemming “Groenvoorziening (GR)” komt hiermee grotendeels overeen. Zij voorziet alleen niet in wegen, parkeer- en nutsvoorzieningen en maakt anderzijds inrichting van bermen en bermsloten wel mogelijk.
Grote eenheden groen met een structurerende functie en voor de woonkwaliteit belangrijke groene elementen op plaatsen waar flexibiliteit bij de inrichting van het openbaar gebied minder noodzakelijk wordt geacht hebben de bestemming “Groenvoorziening (GR)” gekregen.
Uit de stukken is af te leiden dat ook kleine groenvoorzieningen binnen de wijken Muidergouw, Nijvergouw, Overgouw, Brongouw en Kromgouw in het vorige bestemmingsplan de bestemming ”Groen” kenden. Het plan maakt voor een aantal van deze groenvoorzieningen vervanging door parkeerplaatsen of andere in genoemd planvoorschrift opgenomen voorzieningen mogelijk. Het instandhouden en aanbrengen van groenvoorzieningen blijft mogelijk. De inrichting van het plangebied met de bestemming “Verblijfsgebied (VG)” kan zonder nadere planologische procedure aan de behoeften van gemeente en/of omwonenden worden aangepast als het gaat om voorzieningen die in genoemd planvoorschrift zijn beschreven.
Uit het verhandelde op de zitting is gebleken dat de gemeenteraad streeft naar handhaving van meergenoemde groensnippers. Als mogelijke redenen over te gaan tot aanpassingen van deze gronden noemt de gemeenteraad verkeersveiligheid en zogenoemd groot onderhoud van de inrichting van de openbare ruimte. Daarnaast geeft hij aan dat woonwensen van omwonenden zoals een verzoek een parkeerplaats aan te leggen, aanleiding kunnen zijn voor wijziging van de inrichting van deze plangronden.
2.6.1. De Afdeling overweegt dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De gemeenteraad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en voorschriften voor gronden vaststellen. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan een uitzondering had moeten worden gemaakt op dit uitgangspunt.
Tevens behoort het in beginsel tot de beleidsvrijheid van de gemeenteraad om de mate van gedetailleerdheid van een plan te bepalen. Het systeem van de WRO brengt mee dat in een bestemmingsplan globale bestemmingen kunnen worden opgenomen die niet meer behoeven te worden uitgewerkt. De aanvaardbaarheid van een dergelijke bestemmingsregeling uit een oogpunt van rechtszekerheid, dient aan de hand van de zich voordoende feiten en omstandigheden te worden beoordeeld. Niet is gebleken van feiten en omstandigheden op grond waarvan verweerder uit een oogpunt van rechtszekerheid had moeten verlangen dat in het plan een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 11 van de WRO met betrekking tot de bestemming “Groenvoorzieningen (GR)” wordt opgenomen.
Het plangebied wordt omgeven door groenstructuren. De busbaan, de dreven en de entrees van de wijken zijn ruimschoots aangekleed met groen. Daarnaast voorziet het plan binnen de wijken in groengebieden. Deze gronden hebben de bestemming “Groenvoorzieningen (GR)”. De bestreden plandelen betreffen kleine eenheden groen en hebben een verkeers- of verblijfsfunctie. Niet aannemelijk is gemaakt dat de verdwijning van deze groensnippers in genoemde wijken zal leiden tot een zodanige aantasting van de beleving van de woonomgeving dat verweerder hieraan niet in redelijkheid heeft kunnen voorbijgaan.
Naar het oordeel van de Afdeling is dan ook niet aannemelijk geworden dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid meer gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang dat is gediend bij een efficiënt beheer van de in het geding zijnde gronden dan aan het belang dat is gediend bij een bestemming van deze gronden die het verdwijnen van de aanwezige kleine eenheden groen niet zonder wijziging van het bestemmingsplan mogelijk maakt.
Overigens geeft de door de gemeenteraad opgestelde participatieregeling omwonenden inspraakmogelijkheden bij aanpassingen van de inrichting van het openbaar gebied.
Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellante heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan de bestreden plandelen.
Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Bindels
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2003
177-85-447.