ECLI:NL:RVS:2003:AL1488

Raad van State

Datum uitspraak
24 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200301011/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P. van Dijk
  • P.M.M. de Leeuw-van Zanten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag gehandicaptenparkeerkaart door college van burgemeester en wethouders van Goirle

In deze zaak heeft de Raad van State op 24 september 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank te Breda. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart door het college van burgemeester en wethouders van Goirle. De aanvraag was op 13 november 2001 afgewezen, waarna de verzoeker bezwaar maakte. Dit bezwaar werd door het college ongegrond verklaard. De rechtbank te Breda oordeelde op 24 december 2002 dat het beroep van de verzoeker gegrond was en vernietigde de beslissing van het college. De Raad van State heeft de zaak vervolgens in behandeling genomen na het indienen van hoger beroep door het college.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen gekeken naar de zorgvuldigheid van de medische adviezen die ten grondslag lagen aan de afwijzing van de aanvraag. De rechtbank had in haar oordeel veel gewicht toegekend aan de medische adviezen van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) en het Regionaal Indicatieorgaan (RIO). De Raad van State oordeelde echter dat het college terecht had gesteld dat het RIO-advies op zorgvuldige wijze was verkregen en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek door de medisch adviseur. De verzoeker had geen medische gegevens overgelegd die tot een ander oordeel zouden leiden.

Uiteindelijk verklaarde de Raad van State het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep bij de rechtbank ongegrond. De Raad van State concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag voor de gehandicaptenparkeerkaart terecht was gedaan, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200301011/1.
Datum uitspraak: 24 september 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Goirle,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank te Breda van 24 december 2002 in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats]
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 november 2001 heeft appellant de aanvraag van
[verzoeker] om verlening van een gehandicaptenparkeerkaart als bestuurder afgewezen.
Bij besluit van 19 december 2001 heeft appellant het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 december 2002, verzonden op 8 januari 2003, heeft de rechtbank te Breda (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 13 februari 2003, bij de Raad van State ingekomen op 18 februari 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 4 maart 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 8 maart 2003 heeft [verzoeker] van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 augustus 2003, waar appellant, vertegenwoordigd door [gemachtigden], vertegenwoordigd door mr. J. Withaar, advocaat te Goirle, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht
(hierna: Awb) dient het bestuursorgaan, indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, onder a, van de
Regeling gehandicaptenparkeerkaarten kunnen voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking komen bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen.
2.2 De rechtbank heeft bij haar oordeel doorslaggevend gewicht toegekend aan haar beoordeling van de aan onderhavig besluit mede ten grondslag liggende twee medische adviezen van de Gemeentelijke Gezondheids Dienst (hierna: GGD) en het Regionaal Indicatieorgaan (hierna: RIO). Naar het oordeel van de rechtbank kan uit deze adviezen niet worden opgemaakt op basis van welke gegevens de GGD en het RIO tot de conclusie zijn gekomen dat eiser meer dan 100 meter aan één stuk kan lopen en op welke wijze eiser is onderzocht.
2.3 Daargelaten de zorgvuldigheid van het advies van de GGD, heeft appellant bij de beslissing op bezwaar terecht het standpunt ingenomen dat het in de bezwaarfase door het college aangevraagde RIO-advies ten grondslag kan worden gelegd aan dat besluit. Uit dit advies, dat anders dan appellant stelt, tot stand is gekomen conform het daarvoor geldende medische protocol, blijkt op welke wijze [verzoeker] door een arts is onderzocht en op basis van welke lichamelijke gegevens door die arts is geconcludeerd dat [verzoeker] in een vertraagd tempo in staat is om meer dan 100 meter aan één stuk lopend af te leggen. Appellant stelt dan ook terecht dat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat het onderzoek van de medisch adviseur niet op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. [verzoeker] heeft geen medische gegevens overgelegd, die tot een ander oordeel aanleiding geven.
2.4 Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal doen wat de rechtbank zou behoren te doen en het beroep bij de rechtbank ongegrond verklaren.
2.5 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank te Breda van 24 december 2002, 01/2122 BESLU;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. De Leeuw-van Zanten
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2003
91-450.