ECLI:NL:RVS:2003:AL1498

Raad van State

Datum uitspraak
24 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200301326/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van den Brink
  • S.C. van Tuyll van Serooskerken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank in bezwaar tegen parkeervoorziening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank te Maastricht van 29 januari 2003. De rechtbank had het beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat de termijn voor het indienen van het beroep volgens de rechtbank was overschreden. Dit besluit volgde op een eerdere beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul, die op 26 maart 2002 het bezwaar van de appellant tegen de weigering om een parkeervoorziening op een gedeelte van de openbare weg te realiseren, ongegrond had verklaard. De appellant had zijn bezwaar ingediend naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de rechtbank van 12 februari 2002.

De Raad van State heeft de zaak op 4 september 2003 ter zitting behandeld, waarbij de appellant in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.T.J. Gorissen. Het college werd vertegenwoordigd door ambtenaren van de gemeente. De Raad van State heeft overwogen dat het college in strijd heeft gehandeld met artikel 6:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) door de gemachtigde van de appellant geen afschrift van het bestreden besluit toe te zenden. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de rechtbank ten onrechte had vastgesteld dat het besluit op de voorgeschreven wijze was bekendgemaakt.

De Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt. De gemeente Valkenburg aan de Geul moet het griffierecht dat de appellant heeft betaald, vergoeden. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 24 september 2003.

Uitspraak

200301326/1.
Datum uitspraak: 24 september 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak van de rechtbank te Maastricht van 29 januari 2003 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 maart 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul (hierna: het college) naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank van Maastricht (hierna: de rechtbank) van 12 februari 2002 opnieuw beslist op het bezwaar van appellant tegen de weigering op een gedeelte van de openbare weg een parkeervoorziening te realiseren, en dit bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 januari 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Maastricht het daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 28 februari 2003, bij de Raad van State ingekomen op 3 maart 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 31 maart 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 17 april 2003 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 september 2003, waar appellant in persoon en bijgestaan door mr. J.T.J. Gorissen, advocaat te Heerlen, en het college, vertegenwoordigd door ing. J.B. Katerberg en drs. N.J. Bosch, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
2.2. In geschil is of de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 26 maart 2002 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens overschrijding van de in artikel 6:7 van de Awb genoemde termijn.
2.3. Met recht heeft appellant in hoger beroep naar voren gebracht dat het college zijn gemachtigde, hoewel deze het college bekend was, geen afschrift van het bestreden besluit heeft toegezonden. Het college heeft daarmee gehandeld in strijd met artikel 6:17 van de Awb dat bepaalt dat indien iemand zich laat vertegenwoordigen, het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar of beroep te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval aan de gemachtigde zendt. De rechtbank is dan ook ten onrechte tot de conclusie gekomen dat het besluit van 26 maart 2002 op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
2.4. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak komt op grond van het hiervoor overwogene voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling wijst de zaak met toepassing van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de Raad van State ter verdere behandeling en beslissing terug naar de rechtbank.
2.5. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank te Maastricht van 29 januari 2003, AWB 02 / 1059 BELEI Z;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul in de door appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 699,37, waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door de gemeente Valkenburg aan de Geul te worden betaald aan appellant;
V. gelast dat de gemeente Valkenburg aan de Geul aan appellant het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht (€ 175,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Van Tuyll van Serooskerken
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2003
204-290.