ECLI:NL:RVS:2003:AL7539

Raad van State

Datum uitspraak
30 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200304531/3 en 200304532/3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Beekhuis
  • M.A.G. Stolker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake wijziging vergunningen voor jachthaven en watersportbedrijf

In deze zaak heeft de Raad van State op 30 september 2003 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een geschil tussen verzoekers en het college van burgemeester en wethouders van Skasterlân. Verzoekers hadden op 10 juni 2003 een verzoek ingediend tot wijziging van hun vergunningen, die op 4 december 2001 waren verleend op basis van de Wet milieubeheer voor een jachthaven en een watersportbedrijf. Dit verzoek werd door verweerder afgewezen, wat leidde tot beroepen van verzoekers bij de Raad van State.

De Voorzitter heeft de verzoeken op 22 september 2003 ter zitting behandeld, waarbij verzoekers aanwezig waren en bijgestaan door hun gemachtigden. Verweerder was vertegenwoordigd door een ambtenaar van de gemeente. De Voorzitter oordeelde dat het besluit tot afwijzing van het wijzigingsverzoek niet voldoende was gemotiveerd. De stelling van verweerder dat de overlast zou toenemen, was niet onderbouwd en de belangen van verzoekers waren niet adequaat afgewogen.

Op basis van deze overwegingen heeft de Voorzitter besloten het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit houdt in dat het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Skasterlân van 10 juni 2003 wordt geschorst. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, die op € 644,00 zijn vastgesteld, en dient de gemeente Skasterlân het griffierecht van € 116,00 per verzoeker te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 30 september 2003.

Uitspraak

200304531/3 en 200304532/3.
Datum uitspraak: 30 september 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Skasterlân,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 juni 2003, kenmerk 02008962/02008808.gsb, heeft verweerder het verzoek van verzoekers, strekkende tot wijziging van de op 4 december 2001 aan hen verleende vergunningen ingevolge de Wet milieubeheer voor een jachthaven en een watersportbedrijf, afgewezen.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 8 juli 2003, bij de Raad van State ingekomen op 9 juli 2003, beroepen ingesteld.
Bij brief van 29 augustus 2003, bij de Raad van State ingekomen op 2 september 2003, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 22 september 2003. Verzoekers, aanwezig in persoon, zijn daar bijgestaan door mr. H.S. de Vries en [gemachtigde], gemachtigden. Verweerder is vertegenwoordigd door W. Poppe, ambtenaar van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek om wijziging van de vergunning strekt tot, kort gezegd, het aanpassen van het in vergunningvoorschrift 1.2.6 opgenomen verbod om te overnachten in de inrichting in die zin, dat ligplaatshouders zonder meer in de haven mogen overnachten in hun eigen boot en dat de huurders direct na aankomst in de haven een nacht in hun huurboot mogen overnachten, zonodig onder nadere beperkingen.
2.3. Naar het oordeel van de Voorzitter wordt het besluit tot afwijzing niet gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering, aangezien uit de door verweerder niet nader geobjectiveerde stelling dat de overlast zal toenemen, niet kan worden geconcludeerd dat de inwilliging van het verzoek uit een oogpunt van de bescherming van het milieu ontoelaatbaar is. Zo is de veronderstelde toename van verkeersgeluid niet getoetst aan het daarvoor te hanteren toetsingskader. Verder blijkt niet dat bij de veronderstelde toename van menselijk stemgeluid is betrokken dat de inrichting is gelegen temidden van recreatiegelegenheden waar mag worden overnacht. Daarbij komt dat in het besluit wordt gewezen op te verwachten overlast van passanten, terwijl het gebruik van de inrichting door passanten niet is toegestaan en daar in het wijzigingsverzoek uitdrukkelijk op is gewezen. De stelling van verweerder dat de belangen van verzoekers zijn beoordeeld en afgewogen, blijkt niet uit het besluit.
2.4. Gezien het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek toe te wijzen op de hieronder in het dictum weergegeven wijze.
2.5. Verweerder dient te worden veroordeeld in de proceskosten.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Skasterlân van 10 juni 2003, kenmerk 02008962/02008808.gsb;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Skasterlân in de door verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Skasterlân te worden betaald aan verzoekers;
III. gelast dat de gemeente Skasterlân aan appellanten het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht (€ 116,00 per verzoeker) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H. Beekhuis, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Beekhuis w.g. Stolker
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 september 2003
157.