200304747/2.
Datum uitspraak: 30 september 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
1. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats],
2. de vereniging “Leefbaar Arnhem”, zetelend te Arnhem,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank te Arnhem van 11 juni 2003 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Arnhem.
Bij besluit van 22 februari 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Arnhem (hierna: het college) aan Eurocommerce Robex Groep B.V. (hierna: Eurocommerce) bouwvergunning verleend voor de bouw van twee kantoorgebouwen op het perceel, kadastraal bekend gemeente Arnhem, sectie […], nummer […] (ged.), plaatselijk bekend Stationsplein-West (Arnhem Centraal) te Arnhem.
Bij afzonderlijke besluiten van 3 september 2002 heeft het college het daartegen door verzoekster sub 2 (hierna: Leefbaar Arnhem) gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en het daartegen door verzoekster sub 1 gemaakte bezwaar, voorzover dit het welstandsadvies betrof, gegrond verklaard en voor het overige ongegrond verklaard en het besluit van 22 februari 2002 gehandhaafd, onder herziening van een aantal in dit besluit opgenomen voorschriften.
Bij uitspraak van 11 juni 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Arnhem (hierna: de rechtbank) het door Leefbaar Arnhem tegen het tot haar gerichte besluit van 3 september 2002 ingestelde beroep ongegrond verklaard en het door [verzoeker sub 1] tegen het tot haar gerichte besluit van 3 september 2002 ingestelde beroep gegrond verklaard en dit besluit vernietigd.
Bij besluit van 27 juni 2003 heeft het college het door [verzoeker sub 1] tegen het besluit van 22 februari 2002 gemaakte bezwaar opnieuw gedeeltelijk gegrond verklaard, alsnog met toepassing van artikel 9 van de voorschriften van het bestemmingsplan “Arnhem Centraal I” vrijstelling verleend, en het besluit van 22 februari 2002 gehandhaafd, onder herziening van een aantal in dit besluit opgenomen voorschriften.
Tegen de uitspraak van de rechtbank van 11 juni 2003 hebben onder meer [verzoeker sub 1] bij brief van 17 juli 2003, bij de Raad van State ingekomen op 18 juli 2003, en Leefbaar Arnhem bij brief van 20 juli 2003, bij de Raad van State ingekomen op 22 juli 2003, hoger beroep ingesteld. [verzoeker sub 1] heeft haar hoger beroep aangevuld bij brief van 31 augustus 2003. Leefbaar Arnhem heeft haar hoger beroep aangevuld bij brief van 3 september 2003.
Bij brief van 2 september 2003, bij de Raad van State ingekomen op 4 september 2003, heeft [verzoeker sub 1] de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 5 september 2003, bij de Raad van State ingekomen op 8 september 2003, heeft Leefbaar Arnhem de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Tegen het besluit van 27 juni 2003 heeft [verzoeker sub 1] bij brief van 17 juli 2003 beroep ingesteld bij de rechtbank. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft het beroepschrift en het verzoekschrift ter behandeling doorgezonden naar onderscheidenlijk de Afdeling en de Voorzitter.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 18 september 2003, waar [verzoeker sub 1] in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], Leefbaar Arnhem, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. M.M.M. Kapteijns, gemachtigde, zijn verschenen. Voorts is Eurocommerce, vertegenwoordigd door mr. A. ten Veen, advocaat te Amsterdam, daar gehoord.
2.1. In hetgeen Leefbaar Arnhem naar voren heeft gebracht, ziet de Voorzitter geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat de rechtbank het beroep van Leefbaar Arnhem tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het door haar gemaakte bezwaar ten onrechte ongegrond heeft verklaard en dat derhalve de uitspraak van de rechtbank in zoverre in de bodemprocedure niet in stand zal blijven.
2.2. In hetgeen [verzoeker sub 1] naar voren heeft gebracht ziet de Voorzitter geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat de uitspraak van de rechtbank op enig ander onderdeel in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Evenmin bestaat aanleiding om op voorhand aan te nemen dat het beroep tegen de nieuwe beslissing op bezwaar van 27 juni 2003 in de bodemprocedure gegrond zal worden verklaard, althans dat zal worden geconcludeerd dat de op 22 februari 2002 verleende bouwvergunning niet mocht worden gehandhaafd. Daartoe wordt in het bijzonder overwogen dat naar voorlopig oordeel aan artikel 9 van de voorschriften van het bestemmingsplan “Arnhem Centraal I” geen verbindende kracht moet worden ontzegd en dat niet kan worden staande gehouden dat het college bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid aan deze bepaling toepassing heeft kunnen geven.
2.3. Gelet hierop en gezien de betrokken belangen, bestaat geen aanleiding voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorzieningen, zodat de daartoe strekkende verzoeken dienen te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Boer
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 september 2003