ECLI:NL:RVS:2003:AL7627

Raad van State

Datum uitspraak
8 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200206642/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders van Raalte inzake handhaving illegale bouwwerken

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Reko Raalte B.V. tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Raalte. Het college had op 6 januari 1999 een verzoek van Reko Raalte B.V. afgewezen om handhavend op te treden tegen vermeende illegale bouwwerken op een perceel binnen het bestemmingsvlak 'Bedrijfsbebouwing, bestemmingscategorie II'. Reko Raalte B.V. maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het college verklaarde dit bezwaar op 9 juni 1999 ongegrond. De rechtbank Zwolle verklaarde op 25 januari 2001 het beroep van Reko gegrond en vernietigde de beslissing van het college. Het hoger beroep dat het college tegen deze uitspraak instelde, werd door de Afdeling op 14 november 2001 ongegrond verklaard.

Vervolgens verklaarde het college op 24 juni 2002 het bezwaar van Reko opnieuw ongegrond, wat leidde tot een nieuwe uitspraak van de rechtbank op 12 november 2002, waarin het beroep van Reko opnieuw ongegrond werd verklaard. Reko ging in hoger beroep bij de Raad van State, die op 8 oktober 2003 uitspraak deed. De Afdeling oordeelde dat het college ten onrechte had geoordeeld dat er concreet zicht op legalisatie bestond, aangezien er geen voorbereidingsbesluit of (voor)ontwerp van een bestemmingsplan was genomen. De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college van 24 juni 2002, en droeg het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van Reko Raalte B.V.

Uitspraak

200206642/1.
Datum uitspraak: 8 oktober 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Reko Raalte B.V., gevestigd te Raalte,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 12 november 2002 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Raalte.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 januari 1999 heeft het college van burgemeester en wethouders van Raalte (hierna: het college), voorzover hier van belang, het verzoek afgewezen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Reko Raalte B.V. (hierna: appellante) om handhavend op te treden tegen de vermeende illegale bouwwerken binnen het bestemmingsvlak "Bedrijfsbebouwing, bestemmingscategorie II" op het perceel van [partij] aan de [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 9 juni 1999 heeft het college de daartegen door appellante gemaakte bezwaar, voorzover hier van belang, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 januari 2001 heeft de rechtbank Zwolle (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd.
Bij uitspraak van 14 november 2001, inzake no. 200100666/1, heeft de Afdeling, voor zover hier van belang, het tegen deze uitspraak door appellante ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard.
Bij besluit van 24 juni 2002 heeft het college, voor zover hier van belang, het door appellante tegen het besluit van 6 januari 1999 gemaakte bezwaar wederom ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 november 2002, verzonden op 15 november 2002, heeft de rechtbank het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 12 december 2002, bij de Raad van State ingekomen op 13 december 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 5 februari 2003 heeft [partij] een reactie ingediend naar aanleiding van het ingestelde hoger beroep.
Bij brief van 24 maart 2003 heeft het college een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juni 2003, waar appellante, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. Th.A.G. Vermeulen, advocaat te Rosmalen, en het college, vertegenwoordigd door P.B.M. Droste, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [partij], vertegenwoordigd [gemachtigde] en bijgestaan door mr. J.C. van Nie, advocaat te Almelo, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Vooropgesteld wordt dat de Afdeling in de tussen partijen onder zaak nr. 200100666/1 gedane uitspraak van 14 november 2001 reeds heeft geoordeeld dat de bouwwerken, waarop het verzoek om handhaving betrekking heeft, gelet op de ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Buitengebied” op het perceel rustende bestemming "Bedrijfsbebouwing, bestemmingscategorie II" niet zijn toegestaan en dat het overgangsrecht geen basis biedt om bouwvergunning te verlenen. Het college was derhalve bevoegd handhavend op te treden.
2.2. Alleen in bijzondere gevallen kan het bestuursorgaan afzien van handhavend optreden tegen de illegale situatie. Een bijzonder geval kan worden aangenomen indien er concreet zicht bestaat op legalisering.
2.3. Appellante betoogt dat de rechtbank ten aanzien van het besluit van het college van 24 juni 2002 ten onrechte heeft geoordeeld dat concreet zicht bestond op legalisatie. Dit betoog slaagt.
2.3.1. Geconstateerd en ter zitting is bevestigd dat ten tijde van de beslissing op bezwaar van 24 juni 2002 met betrekking tot het onderhavige perceel geen voorbereidingsbesluit was genomen of een (voor)ontwerp van een bestemmingsplan ter inzage gelegd. Het enkele voornemen van het college om een partiële herziening van het ter plaatse geldende bestemmingsplan voor te bereiden, kan daarmee niet worden gelijkgesteld. Dat, naar het college stelt, uit ambtelijk overleg is gebleken gedeputeerde staten zich niet tegen de partiële herziening van het bestemmingsplan zullen verzetten, is onvoldoende om van concreet zicht in vorenbedoelde zin te spreken. In verband met het (ex tunc) karakter van de beoordeling van het hoger beroep door de Afdeling kan met de omstandigheid, dat het college inmiddels een opdracht heeft verstrekt aan BRO-adviseurs te Vught om het bestemmingsplan te herzien geen rekening worden gehouden.
Onder deze omstandigheden is het standpunt van college dat het zicht op legalisatie voldoende concreet is, onvoldoende gemotiveerd. Het besluit van 24 juni 2002 is derhalve in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft dit miskend.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het beroep van appellante bij de rechtbank alsnog gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar van 24 juni 2002 op dit punt vernietigen. Tevens ziet de Afdeling aanleiding te bepalen dat het college binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak op het bezwaar van appellante dient te beslissen.
2.5. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank te Zwolle van 12 november 2002, Awb 02/758;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Raalte van 24 juni 2002, Afd. BMZ, nr. 5364, 5365, 5434, voorzover daarbij de bezwaren van appellante tegen de weigering om handhavend op te treden tegen de op het terrein aanwezige en zonder bouwvergunning gerealiseerde bouwwerken, ongegrond zijn verklaard;
V. draagt het college van burgemeester en wethouders van Raalte op binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming daarvan een nieuw besluit te nemen;
VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Raalte in de door appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1362,78 welk bedrag voor een gedeelte groot € 1288,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Raalte te worden betaald aan appellante;
VII. gelast dat de gemeente Raalte aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht (€ 545,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.M. van Angeren, Voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. J.E.M. Polak, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Angeren w.g. Lodder
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2003
53-406.