200302756/1.
Datum uitspraak: 8 oktober 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Heiloo,
verweerder.
Bij besluit van 15 november 2002, kenmerk VROM/KC/IO2/5983 en IO2/6968, heeft verweerder het verzoek van appellante tot het treffen van bestuurlijke handhavingsmaatregelen met betrekking tot verenigingsgebouw 't Trefpunt op het perceel [locatie] te [plaats], afgewezen.
Bij besluit van 20 maart 2003, kenmerk OO/TvdJ/I02/7583/7680/7866, verzonden op 21 maart 2003, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en voorts met een nadere motivering zijn besluit om niet tot het treffen van bestuurlijke handhavingsmaatregelen over te gaan gehandhaafd.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 24 april 2003, bij de Raad van State ingekomen op 29 april 2003, beroep ingesteld.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante, verweerder en de Stuurgroep Trefpunt. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 september 2003, waar appellante, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door K. Besseling, M.R. Opdam en T. Mosch, gemachtigden, zijn verschenen. Voorts is de Stuurgroep Trefpunt als partij gehoord, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en [gemachtigde].
2.1. Ingevolge artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.
2.2. Appellante is van mening dat verweerder bij het bestreden besluit ten onrechte zijn besluit om geen handhavingsmaatregelen te treffen heeft gehandhaafd. In dit verband voert zij aan dat reeds jarenlang sprake is van onaanvaardbare geluidhinder veroorzaakt door activiteiten in het onderhavige verenigingsgebouw. Voorts heeft zij erop gewezen dat uit drie akoestische onderzoeken is gebleken dat niet zal kunnen worden voldaan aan de geluidgrenswaarden die voor de inrichting gelden. Volgens appellante heeft verweerder bij het nemen van het bestreden besluit hiermee onvoldoende rekening gehouden.
2.3. Verweerder heeft bij het bestreden besluit besloten zijn primaire beslissing om geen bestuurlijke handhavingsmaatregelen te treffen gehandhaafd. Daartoe heeft hij aangevoerd dat, gelet op reeds aangebrachte voorzieningen en beperkingen van de activiteiten er gelegenheid moet zijn om te onderzoeken welk effect deze maatregelen hebben.
2.4. Het verenigingsgebouw ’t Trefpunt valt onder het Besluit horeca-, sport- en recreatieinrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit). Uit de stukken blijkt dat in de inrichting onder meer de volgende activiteiten plaatsvinden: zangkoor, dansen, bingo, liturgische dienst, klaverjassen, schaken, bridge, aerobics, maaltijd met muziek, spreker, biljarten, computercafé, vergaderen en diverse activiteiten als tekenen, schilderen, beeldhouwen, cursus filosofie etc. Tussen partijen is niet in geschil dat ten gevolge van de activiteiten die in deze inrichting plaatsvinden de geluidgrenswaarden genoemd in voorschrift 1.1.1 van het Besluit worden overschreden. Verweerder is derhalve bevoegd tot het treffen van bestuurlijke handhavingsmaatregelen.
2.5. De Afdeling overweegt dat verweerder zijn besluit tot handhaving van het besluit van 12 december 2002 voornamelijk heeft gebaseerd op reeds in de inrichting getroffen maatregelen ter voorkoming van geluidhinder. In het bestreden besluit is evenwel niet vermeld welke maatregelen dit betreft. Evenmin is gebleken dat verweerder onderzoek heeft verricht naar de omvang van de door de inrichting veroorzaakte geluidhinder ten tijde van het nemen van het bestreden besluit en het effect van de gestelde maatregelen. Een dergelijk onderzoek had niet achterwege mogen blijven alvorens werd besloten dat niet handhavend zou worden opgetreden omdat blijkens akoestische onderzoeken van Milieu Technisch Adviesbureau [naam] van 21 september 1999 en van [naam bouwkundigbureau] van 18 december 2001 in de woning van appellante ten gevolge van activiteiten in de inrichting sprake is van ernstige geluidhinder. Niet is gebleken dat de door verweerder gestelde maatregelen, wat daarvan ook zij, toereikend zijn om deze ernstige geluidhinder te voorkomen. Nu verweerder voornoemd onderzoek niet heeft verricht is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht dat bepaalt dat een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten.
2.6. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
2.7. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heiloo van 20 maart 2003, kenmerk OO/TvdJ/I02/7583/7680/7866;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Heiloo in de door appellante in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 120,35; het bedrag dient door de gemeente Heiloo te worden betaald aan appellante;
IV. gelast dat de gemeente Heiloo aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 116,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Taal
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2003