ECLI:NL:RVS:2003:AL8948

Raad van State

Datum uitspraak
15 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200301621/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • I.A. Molenaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bouwvergunning en vrijstelling door college van burgemeester en wethouders van Stadskanaal

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank te Groningen, waarin de rechtbank een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Stadskanaal heeft vernietigd. Het college had op 5 maart 2001 een bouwvergunning verleend voor de gedeeltelijke verbouwing van een schuur tot kantoorruimte op een perceel in Stadskanaal. Appellanten, die bezwaar maakten tegen dit besluit, kregen gelijk van de rechtbank, die de bouwvergunning vernietigde maar de rechtsgevolgen in stand hield. Appellanten gingen in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Raad van State heeft de zaak op 15 oktober 2003 behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het college de bouwaanvraag in behandeling had mogen nemen zonder de vereiste tekeningen van de bestaande situatie. De Afdeling stelde vast dat het college niet binnen de wettelijke termijn had gehandeld en dat de vrijstelling van het bestemmingsplan niet correct was verleend. De strijdigheid van het bouwplan met het bestemmingsplan bleef bestaan, ondanks de verleende vrijstelling.

De Raad van State vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellanten alsnog gegrond. Het college van burgemeester en wethouders van Stadskanaal werd veroordeeld in de proceskosten van appellanten en moest het griffierecht vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van het volgen van de juiste procedures bij het verlenen van bouwvergunningen en de noodzaak om te voldoen aan de vereisten van de Woningwet en de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Uitspraak

200301621/1.
Datum uitspraak: 15 oktober 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Groningen van 31 januari 2003 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Stadskanaal.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 maart 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Stadskanaal (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor een gedeeltelijke verbouwing tot kantoorruimte van een op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) gesitueerde schuur.
Bij besluit van 21 december 2001 heeft het college het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 januari 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Groningen (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep gegrond verklaard voorzover het betreft de verleende bouwvergunning, dat besluit vernietigd, bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven en het beroep overigens ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 12 maart 2003, bij de Raad van State ingekomen op 13 maart 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 10 april 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 15 april 2003 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 september 2003, waar appellanten in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. D.S.W. van 't Ende, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn verschenen [vergunninghouder] en [gemachtigde].
2. Overwegingen
2.1. Het betoog van appellanten dat er op neerkomt dat de rechtbank heeft miskend dat het college de bouwaanvraag niet in behandeling heeft mogen nemen omdat daarbij in strijd met artikel 2.1.1., zevende lid, van de bouwverordening van de gemeente Stadskanaal geen tekening(en) van de bestaande situatie zijn overgelegd, faalt. Nu het college [vergunninghouder] niet binnen vier weken na ontvangst van die aanvraag in de gelegenheid heeft gesteld die tekening(en) alsnog over te leggen, staat artikel 47, eerste lid, van de Woningwet in de weg aan afdoening van de aanvraag overeenkomstig artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.2. Het perceel is ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Buitengebied 1990” bestemd voor “Agrarisch gebied 2”. Niet in geschil is dat het bouwplan daarmee in strijd is. Ten einde niettemin bouwvergunning te kunnen verlenen heeft het college vrijstelling van het bestemmingsplan verleend ingevolge artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) gelezen in samenhang met artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e, van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (hierna: Bro).
2.3. Met het verlenen van deze vrijstelling is de strijdigheid van het bouwplan met het bestemmingsplan evenwel niet opgeheven. Zoals de Afdeling reeds eerder heeft overwogen in de uitspraak van 20 november 2002, inzake no. 200201687/1 (www.raadvanstate.nl), kan de bevoegdheid tot het verlenen van vrijstelling krachtens artikel 19, derde lid, van de WRO in samenhang met artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e, van het Bro niet worden aangewend voor het verlenen van een bouwvergunning voor het oprichten van bebouwing waarvan het gebruik in strijd is met het bestemmingsplan. Appellanten betogen derhalve met succes – anders dan de rechtbank heeft overwogen – dat het college die vrijstelling ten onrechte heeft verleend.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het beroep alsnog gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar vernietigen.
2.5. De Afdeling komt niet tegemoet aan het ter zitting van de zijde van het college gedane verzoek om de rechtsgevolgen van het besluit van 21 december 2001 in stand te laten omdat in dit geval vrijstelling zou kunnen worden verleend met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO. Appellanten hebben zich daarover niet kunnen uitlaten, terwijl bovendien niet kan worden vastgesteld of voldaan wordt aan de voorwaarde dat sprake moet zijn van overeenstemming met door gedeputeerde staten aangegeven categorieën van gevallen.
2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. vernietigt de uitspraak van de rechtbank te Groningen van 31 januari 2003, AWB 02/131 WW 44 V05;
II. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
III. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Stadskanaal van 21 december 2001, 15.175;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Stadskanaal in de door appellanten in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 162,50; het bedrag dient door de gemeente Stadskanaal te worden betaald aan appellanten;
V. gelast dat de gemeente Stadskanaal aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep en hoger beroep betaalde griffierecht (€ 109,00 + € 175,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Molenaar
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2003
-412.