ECLI:NL:RVS:2003:AL8981

Raad van State

Datum uitspraak
15 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200302304/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake bestemmingsplan en bouwproject

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 15 oktober 2003 uitspraak gedaan op het verzoek van een verzoeker om herziening van een eerdere uitspraak van 19 december 2001. In die eerdere uitspraak werd het hoger beroep gegrond verklaard en de aangevallen uitspraak vernietigd, waarbij het beroep van de verzoeker bij de rechtbank ongegrond werd verklaard. De verzoeker heeft op 9 april 2003 verzocht om herziening van deze uitspraak, met aanvullende gronden op 10 april 2003. Het college heeft op 19 mei 2003 gereageerd op het verzoek.

De Afdeling heeft het verzoek om herziening behandeld op 2 september 2003, waarbij de verzoeker in persoon aanwezig was, bijgestaan door een gemachtigde. Het college van burgemeester en wethouders van Heusden was vertegenwoordigd door mr. J.A.M. Hermans. De verzoeker stelde dat er geen bestemmingsplan van kracht was voor de gronden waarop het bouwplan was geprojecteerd, wat in de eerdere uitspraak niet was erkend.

De Afdeling overwoog dat herziening op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht alleen mogelijk is op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien eerder bekend, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De Afdeling concludeerde dat de argumenten van de verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden betroffen, maar eerder een heropening van de discussie over eerder bekende stukken. Daarom werd het verzoek om herziening afgewezen, evenals het verzoek om schadevergoeding. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200302304/1.
Datum uitspraak: 15 oktober 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 19 december 2001, in zaak no. 200100363/1.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 19 december 2001, in zaak no. 200100363/1, heeft de Afdeling het hoger beroep gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en het bij de rechtbank door verzoeker ingestelde beroep bij de rechtbank ongegrond verklaard. De uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 9 april 2003 heeft verzoeker de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. De gronden zijn aangevuld bij brief van 10 april 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 19 mei 2003 heeft het college van antwoord gediend.
Bij brief van 30 juni 2003 heeft verzoeker een verzoek om schadevergoeding bij de Afdeling ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn bij brieven van respectievelijk 15 juli 2003 en 24 juli 2003 nadere stukken ontvangen van verzoeker. Deze zijn aan de wederpartij verzonden. Bij telefax en bij brief van 22 augustus 2003 zijn nadere stukken ontvangen van het college. Deze zijn aan verzoeker verzonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft het verzoek om herziening ter zitting behandeld op 2 september 2003, waar verzoeker in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], is verschenen. Voorts is daar gehoord het college van burgemeester en wethouders van Heusden, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. Hermans, ambtenaar der gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. In zijn verzoekschrift stelt verzoeker dat, anders dan waarvan in de uitspraak van de Afdeling van 19 december 2001 is uitgegaan, voor de gronden waarop het bouwplan is geprojecteerd, geen bestemmingsplan van kracht is.
2.3. Het bijzondere rechtsmiddel herziening dient er niet toe om een geschil waarin is beslist, naar aanleiding van de uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen. Het middel biedt een partij derhalve niet de mogelijkheid argumenten die in de eerdere procedure naar voren zijn gebracht of hadden kunnen worden gebracht, alsnog naar voren te brengen. De vraag of ter plaatse een bestemmingsplan van kracht is, is in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van 19 december 2001 uitdrukkelijk en uitvoerig aan de orde geweest. De Afdeling stelt vast dat hetgeen verzoeker aan de orde stelt, geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, maar is bedoeld om de discussie over stukken die bij verzoeker voor de uitspraak van 19 december 2001 bekend waren of redelijkerwijs bekend konden zijn, te heropenen.
2.4. Verzoeker heeft zijn verzoek voorts gegrond op hetgeen in het advies van de commissie bezwaar- en beroepschriften van 7 mei 2003 en in de brief van de afdeling Bouwen en Wonen van de gemeente Heusden van 10 april 2003 is gesteld over de gelding van een bestemmingsplan ter plaatse. Het uit deze stukken gebleken feit dat een ambtenaar van de gemeente Heusden inmiddels anders denkt over de gelding van een bestemmingsplan ter plaatse in verband met een bouwaanvraag voor het belendende perceel, vormt, anders dan verzoeker meent, geen aanleiding de uitspraak van 19 december 2001 te herzien, reeds omdat deze informatie dateert van na die uitspraak.
2.5. Nu verzoeker verder geen feiten of omstandigheden als bedoeld in voormelde bepaling aandraagt, dient het verzoek te worden afgewezen. Hieruit volgt tevens dat het verzoek om schadevergoeding op grond van 8:73 van de Awb niet voor toewijzing in aanmerking komt.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. wijst het verzoek om herziening af;
II. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2003
17-439.