ECLI:NL:RVS:2003:AM2373

Raad van State

Datum uitspraak
14 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200305638/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • I. Sluiter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake vrijstelling en bouwvergunning voor basisschooluitbreiding in Bergen

Op 12 november 2002 verleende het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen vrijstelling en een bouwvergunning voor de uitbreiding van een basisschool. Dit besluit werd aangevochten door de Stichting Katholiek Basisonderwijs Gemeente Bergen en het college zelf, die beide hoger beroep instelden bij de Raad van State. De voorzieningenrechter van de rechtbank te Roermond had eerder, op 12 augustus 2003, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en een voorlopige voorziening getroffen die de bouwvergunning schorste tot het college opnieuw op het bezwaar had beslist.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 2 oktober 2003 de verzoeken om een voorlopige voorziening behandeld. De Voorzitter oordeelde dat er gerede twijfel bestond of de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter in hoger beroep in stand zou blijven. De argumenten van het college en de Stichting boden aanknopingspunten voor de conclusie dat het college de gevolgen van het bouwplan voor de bedrijfsvoering van de maatschap die bezwaar had gemaakt, voldoende had betrokken in de belangenafweging. De Voorzitter concludeerde dat het college in redelijkheid tot verlening van de vrijstelling had kunnen besluiten.

Daarom werd de schorsing van de bouwvergunning opgeheven. De Stichting had ook verzocht om schorsing van de uitspraak van de voorzieningenrechter, maar dit verzoek werd afgewezen omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 14 oktober 2003.

Uitspraak

200305638/2.
Datum uitspraak: 14 oktober 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
1. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen (Limburg),
2. de stichting "Stichting Katholiek Basisonderwijs Gemeente Bergen (Limburg)", gevestigd te Bergen,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Roermond van 12 augustus 2003 in het geding tussen:
[verzoeker rechtbank], gevestigd te [plaats]
en
verzoeker sub 1.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 november 2002 heeft verzoeker sub 1 (hierna: het college)
aan het bestuur van verzoeker sub 2 (hierna: de Stichting) vrijstelling als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, en vergunning verleend voor het uitbreiden van de basisschool op het perceel, plaatselijk bekend [locatie], kadastraal bekend gemeente Bergen, sectie […], nummer […].
Bij besluit van 1 april 2003 heeft het college het daartegen door de maatschap [verzoeker rechtbank] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 augustus 2003, verzonden op diezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Roermond (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd, bepaald dat het college een nieuwe beslissing op bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak en de voorlopige voorziening getroffen dat de op 12 november 2002 verleende vrijstelling en bouwvergunning wordt geschorst tot het college opnieuw op het bezwaar heeft beslist.
Tegen deze uitspraak hebben onder meer het college bij brief van 10 september 2003, bij de Raad van State ingekomen op 11 september 2003, en de Stichting bij brief van 9 september 2003, bij de Raad van State ingekomen op diezelfde dag, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 10 september 2003, bij de Raad van State ingekomen op 11 september 2003, heeft het college de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 9 september 2003, bij de Raad van State ingekomen op diezelfde dag, heeft de Stichting de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 2 oktober 2003, waar het college, vertegenwoordigd door H.S.W. Banken en ing. J.F.C. ten Haaf, ambtenaren van de gemeente, en de Stichting, vertegenwoordigd door mr. J.M.V. Dubelaar, gemachtigde, zijn verschenen. Voorts is [verzoeker rechtbank], vertegenwoordigd door [gemachtigde], daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De verzoeken strekken tot opheffing van de door de voorzieningenrechter bij uitspraak van 12 augustus 2003 getroffen voorlopige voorziening, waarbij de verleende vrijstelling en bouwvergunning voor de uitbreiding van de basisschool is geschorst.
Er is gerede twijfel dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep onverkort in stand zal blijven. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat hetgeen het college en de Stichting hebben aangevoerd aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat het college de gevolgen van het bouwplan voor de (toekomstige) bedrijfsvoering van [verzoeker rechtbank], ook op de percelen waar het bestemmingsplan “Buitengebied 1998” geldt, in voldoende mate heeft betrokken bij de in het kader van de vrijstelling gemaakte belangenafweging, doch daaraan geen doorslaggevend gewicht heeft toegekend. Voorts kan thans niet worden gesteld dat het college, na afweging van alle daarvoor in aanmerking komende belangen, niet in redelijkheid tot verlening van de vrijstelling heeft kunnen besluiten.
Onder die omstandigheden bestaat, gelet op de betrokken belangen, aanleiding de schorsing van de met vrijstelling verleende bouwvergunning op te heffen.
2.3. De Stichting heeft tevens verzocht om de aangevallen uitspraak te schorsen. Daarvoor bestaat geen aanleiding nu de Stichting daarvoor geen spoedeisend belang heeft aangevoerd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
treft de voorlopige voorziening dat de schorsing van de op 12 november 2002 verleende vrijstelling en bouwvergunning, wordt opgeheven.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I. Sluiter, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Sluiter
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2003
292.