ECLI:NL:RVS:2003:AN7277

Raad van State

Datum uitspraak
5 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200302258/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking erkenning voor periodieke keuringen van motorrijtuigen en hoger beroep tegen uitspraak voorzieningenrechter

In deze zaak heeft de Raad van State op 5 november 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van de erkenning voor het uitvoeren van periodieke keuringen van motorrijtuigen. Appellant, de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer, had op 2 november 2001 de erkenning van [belanghebbende A] ingetrokken op grond van artikel 87, tweede lid, onder f, van de Wegenverkeerswet 1994. De intrekking ging in op 9 november 2001. Tevens werd de bevoegdheid van [belanghebbende B] voor het uitvoeren van keuringen ingetrokken voor de duur van zes maanden. De voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Hertogenbosch had op 25 februari 2003 de besluiten van appellant vernietigd, wat leidde tot het hoger beroep van appellant.

De Raad van State oordeelde dat de voorzieningenrechter ten onrechte had geoordeeld dat de zwaarte van de opgelegde sanctie niet in verhouding stond tot de ernst van de overtredingen. De Afdeling bestuursrechtspraak stelde vast dat appellant in dit geval terecht had afgeweken van zijn beleid, gezien de herhaalde overtredingen door [belanghebbende A] en [belanghebbende B]. De Raad benadrukte dat de verkeersveiligheid in het geding was door de fouten bij het afmelden van voertuigen, wat toezicht op de keuringen bemoeilijkte.

Uiteindelijk verklaarde de Raad het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de voorzieningenrechter en verklaarde de beroepen van [belanghebbende A] en [belanghebbende B] bij de rechtbank ongegrond. De Raad gelastte tevens de terugbetaling van het griffierecht aan appellant.

Uitspraak

200302258/1.
Datum uitspraak: 5 november 2003.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 25 februari 2003 in het geding tussen:
[belanghebbende A], gevestigd te [plaats] en [belanghebbende B], wonend te [woonplaats]
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 november 2001 heeft appellant de aan [belanghebbende A] verleende erkenning voor het uitvoeren van periodieke keuringen van motorrijtuigen tot en met 3.500 kg. voor de mobiele keuringseenheid met kenteken […] en met keuringsinstantienummer […] op grond van artikel 87, tweede lid, onder f, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de WVW) ingetrokken met ingang van 9 november 2001.
Bij afzonderlijk besluit van 2 november 2001 heeft appellant de aan [belanghebbende B] verleende bevoegdheid voor het uitvoeren van periodieke keuringen van motorrijtuigen tot en met 3.500 kg. op grond van artikel 87a, tweede lid, onder c, van de WVW ingetrokken voor de duur van 6 maanden met ingang van 9 november 2001 alsmede aan [belanghebbende B] de verplichting opgelegd tot het afleggen van een toets bij de Stichting VAM (INNOVAM).
Bij besluit van 6 januari 2003 heeft appellant het door [belanghebbende A] tegen eerstgenoemd besluit gemaakte bezwaar gegrond verklaard ten aanzien van de zwaarte van de sanctie en bepaald dat de aan [belanghebbende A] verleende erkenning voor de mobiele keuringseenheid met het keuringsinstantienummer […] wordt ingetrokken voor de duur van 12 weken.
Bij afzonderlijk besluit van 6 januari 2003 heeft appellant het door [belanghebbende B] tegen het tweede besluit van 2 november 2001 gemaakte bezwaar gegrond verklaard ten aanzien van de zwaarte van de sanctie en bepaald dat zijn keuringsbevoegdheid wordt ingetrokken voor de duur van 12 weken alsmede aan [belanghebbende B] de verplichting opgelegd tot het afleggen van een toets van de Stichting VAM (INNOVAM).
Bij uitspraak van 25 februari 2003, verzonden op 27 februari 2003, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter) de tegen de besluiten van 6 januari ingestelde beroepen gegrond verklaard en de bestreden beslissingen op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 8 april 2003, bij de Raad van State ingekomen op 9 april 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 10 juni 2003 heeft [belanghebbende A] van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 september 2003, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. R. Grimbergen en drs. J. Greidanus, en [belanghebbende A] en [belanghebbende B], vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellant betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de zwaarte van de opgelegde sanctie niet in verhouding staat tot de ernst van de geconstateerde overtreding.
2.2. De Afdeling stelt voorop dat appellant ten gunste van [belanghebbende A] en [belanghebbende B] is afgeweken van het door hem gevoerde beleid, zoals neergelegd in Bijlage 1 van de Toezichtbeleidsbrief, op grond van bijzondere feiten en omstandigheden. De vraag of appellant gehouden was om nog verder af te wijken van zijn beleid beantwoordt de Afdeling in tegenstelling tot de voorzieningenrechter ontkennend. Hierbij is in aanmerking genomen dat, anders dan de voorzieningenrechter heeft overwogen, geen sprake is van een incidentele overtreding. Blijkens de stukken is het de derde maal in een korte periode dat bij een mobiele keuringseenheid van [belanghebbende A] een typefout bij het afmelden van een voertuig is gemaakt. Twee van deze drie typefouten zijn toe te rekenen aan [belanghebbende B]. Hoewel het gaat om op zichzelf beschouwd geringe fouten, is het appellant daardoor onmogelijk gemaakt om toezicht te houden op de betreffende keuringen. Niet ontkend kan worden dat de verkeersveiligheid hiermee ernstig in geding is. Appellant kan dan immers niet beoordelen of het voertuig aan de keuringseisen voldoet. Nu het kenmerk van mobiele keuringseenheden en keurmeesters is dat zij op wisselende locaties keuringen uitvoeren, dient bij het afmelden van voertuigen alert en zorgvuldig te werk te worden gegaan.
De omstandigheid dat sprake is van een onopzettelijke overtreding is reeds verdisconteerd in de verlaagde sanctie en behoefde, anders dan de voorzieningenrechter heeft overwogen, niet apart te worden meegeteld.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de beroepen van [belanghebbende A] en [belanghebbende B] bij de rechtbank alsnog ongegrond verklaren.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 25 februari 2003, AWB 03/90 VV, AWB 03/91 WET, AWB 03/92 VV en AWB 03/93 WET;
III. verklaart de door [belanghebbende A] en [belanghebbende B] bij de rechtbank ingestelde beroepen ongegrond;
IV. gelast dat de Secretaris van de Raad van State aan appellant het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht (€ 232,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. F.P. Zwart en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Bastein, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Bastein
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2003.
13.