ECLI:NL:RVS:2003:AN7888

Raad van State

Datum uitspraak
12 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200302938-1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving bouwvergunning en dakkapellen in Landsmeer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Haarlem, die op 25 maart 2003 een beroep van appellanten ongegrond heeft verklaard. Appellanten, wonend te [woonplaats], hadden bezwaar gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Landsmeer, die hen gelast hadden om dakkapellen op hun percelen te verwijderen. Deze besluiten, genomen op 22 maart 2002, waren opgelegd onder een last onder dwangsom van € 250,00 per week, met een maximum van € 5.000,00. Het college had op 9 september 2002 de bezwaren van appellanten ongegrond verklaard.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 28 oktober 2003, waarbij appellanten in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat mr. R.G.J. Laan. Het college werd vertegenwoordigd door mr. A.A.H.M. Neijtzell de Wilde-van Eerd en mr. K. Koppedraaijer, beiden ambtenaar van de gemeente. De Raad van State overwoog dat appellanten de dakkapellen zonder de benodigde bouwvergunning hadden geplaatst, wat in strijd is met artikel 40 van de Woningwet. De Raad concludeerde dat het college bevoegd was om handhavend op te treden.

Appellanten voerden aan dat er bijzondere omstandigheden waren die het college zouden moeten doen afzien van handhavend optreden, maar de Raad van State oordeelde dat dit betoog een herhaling was van eerdere argumenten en dat er geen bijzondere gevallen waren die het college verplichtten om van handhaving af te zien. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de voorzieningenrechter werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200302938/1.
Datum uitspraak: 12 november 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Haarlem van 25 maart 2003 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Landsmeer.
1. Procesverloop
Bij besluiten van 22 maart 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Landsmeer (hierna: het college) appellanten ieder afzonderlijk gelast, onder oplegging van een last onder dwangsom € 250,00 per week of gedeelte daarvan en met een maximum van € 5.000,00, om met ingang van tien weken na de verzenddatum van dit besluit de geplaatste dakkapellen op de percelen [locaties] te [plaats] te verwijderen en verwijderd te houden (hierna: de percelen).
Bij besluiten van 9 september 2002, voorzover hier van belang, heeft het college het daartegen door appellanten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 maart 2003, verzonden op 27 maart 2003, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Haarlem (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door appellanten ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 6 mei 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 6 juni 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 23 juni 2003 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 oktober 2003, waar appellanten in persoon, bijgestaan door mr. R.G.J. Laan, advocaat te Hoorn, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.A.H.M. Neijtzell de Wilde-van Eerd en mr. K. Koppedraaijer, beiden ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders. Vaststaat en niet in geschil is dat appellanten de dakkapellen hebben geplaatst zonder de benodigde bouwvergunning. Derhalve waren burgemeester en wethouders bevoegd handhavend op te treden.
2.2. Alleen in bijzondere gevallen kan het bestuursorgaan afzien van handhavend optreden tegen de illegale situatie.
2.3. Het betoog van appellanten in hoger beroep is een herhaling van hetgeen zij in beroep bij de rechtbank hebben aangevoerd. De voorzieningenrechter heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat geen sprake is van een bijzonder geval op grond waarvan het college van handhavend optreden had behoren af te zien.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Roosmalen
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2003
53-406.