ECLI:NL:RVS:2003:AN7931

Raad van State

Datum uitspraak
4 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200305777/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
  • I.A. Molenaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluiten inzake vrijstelling voor bouwproject in Eindhoven

Op 4 november 2003 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven had op 31 mei 2002 vrijstelling verleend voor het uitbreiden en verbouwen van een kantoorvilla op een perceel in Eindhoven. Dit besluit hield tevens in dat er van rechtswege een bouwvergunning was verleend. Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt, wat door het college op 14 maart 2003 ongegrond werd verklaard. De rechtbank te 's-Hertogenbosch heeft op 18 juli 2003 de beroepen van verzoekers tegen dit besluit ongegrond verklaard. Verzoekers hebben hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De Voorzitter heeft het verzoek op 23 oktober 2003 behandeld. De kern van het geschil was of de rechtbank terecht had geoordeeld dat de twee kadastrale percelen als één bouwperceel konden worden aangemerkt, wat van invloed is op het maximaal toegestane bebouwingspercentage. De Voorzitter heeft geconstateerd dat er gerede twijfel bestaat over de juistheid van het oordeel van de rechtbank. Indien de percelen niet als één bouwperceel worden beschouwd, zou het maximale bebouwingspercentage worden overschreden, waardoor de vrijstelling niet verleend kon worden.

Op basis van deze overwegingen heeft de Voorzitter besloten om de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven van 31 mei 2002 en 14 maart 2003 te schorsen. Daarnaast is het college veroordeeld in de proceskosten van verzoekers en is gelast dat de gemeente Eindhoven het griffierecht vergoedt. Deze uitspraak heeft belangrijke gevolgen voor de voortgang van het bouwproject en de rechtspositie van de betrokken partijen.

Uitspraak

200305777/2.
Datum uitspraak: 4 november 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
1. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats],
2. Stichting Diagnostisch Centrum Eindhoven, gevestigd te Eindhoven,
tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 18 juli 2003 in het geding tussen:
verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 mei 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) verleend voor het uitbreiden en verbouwen van een kantoorvilla op het perceel [locatie 1] te [plaats]. In dat besluit is tevens de mededeling vervat dat aan [vergunninghoudster] van rechtswege bouwvergunning is verleend.
Bij besluit van 14 maart 2003 heeft het college de daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 juli 2003, verzonden op die dag, heeft de rechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) de daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 28 augustus 2003, bij de Raad van State ingekomen per faxbericht die dag, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 10 september 2003. Bij brief van gelijke datum hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 oktober 2003, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. T.I.P. Jeltema, advocaat te Veldhoven, en het college, vertegenwoordigd door mr. L.A. Sluiter, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. P.W.M. Dorn, advocaat te Geldrop.
2. Overwegingen
2.1. Op de gronden waarop het bouwplan is gesitueerd rust ingevolge het ter plaatse geldende (globale) bestemmingsplan “Eindhoven binnen de Ring” de bestemming “Woondoeleinden”, op de plankaart nader aangeduid met “verweving wonen-kantoren”. Het bouwplan is in strijd met dit bestemmingsplan, omdat ingevolge artikel 23, eerste lid, van de planvoorschriften uitsluitend mag worden gebouwd in overeenstemming met een uitwerkingsplan dat in werking is getreden.
2.2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak overwogen dat het bouwplan is aan te merken als een door gedeputeerde staten van Noord-Brabant aangegeven geval waarvoor vrijstelling kan worden verleend als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de WRO.
In hoger beroep is uitsluitend in geschil of de rechtbank in dit verband met juistheid heeft overwogen dat bij de beantwoording van de vraag of wordt voldaan aan de in de categorie-aanwijzing opgenomen voorwaarde dat het perceel voor niet meer dan 65% mag worden bebouwd, de twee kadastrale percelen [locatie 2] en [locatie 1] kunnen worden aangemerkt als één bouwperceel. De onderhavige procedure leent zich niet voor een diepgaand onderzoek naar deze vraag. De Voorzitter heeft voorshands, gelet op de jurisprudentie van de Afdeling terzake, gerede twijfel of het oordeel van de rechtbank in de bodemprocedure in stand zal blijven. Nu niet in geschil is dat, wanneer genoemde twee percelen niet als één bouwperceel kunnen worden beschouwd, het maximale bebouwingspercentage wordt overschreden en de vrijstelling niet kon worden verleend, ziet de Voorzitter aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening, inhoudende dat de verleende vrijstelling wordt geschorst, waardoor geen gebruik kan worden gemaakt van de bouwvergunning.
2.3. Het college dient op de na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven van 31 mei 2002 en 14 maart 2003, totdat de Afdeling in het bodemgeschil uitspraak heeft gedaan;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven in de door verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Eindhoven te worden betaald aan verzoekers;
III. gelast dat de gemeente Eindhoven aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 348,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Molenaar
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2003
369.