ECLI:NL:RVS:2003:AN8388
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- R.J. Hoekstra
- M.F.N. van den Berg
- Rechtspraak.nl
Bestemmingsplan IJburg, tweede fase en voorlopige voorziening
Op 23 oktober 2002 heeft de gemeenteraad van Amsterdam het bestemmingsplan "IJburg, tweede fase" vastgesteld. Dit besluit werd op 27 mei 2003 goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland. De vereniging "Vereniging tot Behoud van het IJsselmeer" en de stichting "Stichting Centrale Dorpenraad Landelijk Noord" hebben hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State, met een verzoek om een voorlopige voorziening. Dit verzoek werd behandeld op 30 oktober 2003, waarbij de verzoeksters werden vertegenwoordigd door mr. L.D.H. Hamer en de verweerder door mr. H.T. Ziengs. De gemeenteraad van Amsterdam was ook vertegenwoordigd, met mr. J.P. Smit en mr. N.S.J. Koeman als advocaten.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het bestemmingsplan heeft betrekking op gronden in het IJmeer te Amsterdam en beoogt de bouw van de tweede fase van de nieuwe stadswijk IJburg. Verzoeksters stellen dat de noodzaak voor de nieuwbouwlocatie is komen te vervallen en dat de landaanwinning en woningbouw inbreuk maken op natuurwaarden, in strijd met diverse richtlijnen en wetten. Ze vrezen onomkeerbare gevolgen van de landaanwinningsactiviteiten en de uitvoering van het bestemmingsplan.
De Voorzitter concludeert dat de voorbereidende werkzaamheden in 2004 niet van dien aard zijn dat er onomkeerbare gevolgen aan verbonden zijn. Daarom is er geen sprake van de vereiste onverwijlde spoed voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek wordt afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 november 2003.