ECLI:NL:RVS:2003:AN8389

Raad van State

Datum uitspraak
13 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200304754/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D. Dolman
  • P. Klein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Villapark Uithofslaan en voorlopige voorziening

Op 17 oktober 2002 heeft de gemeenteraad van Den Haag het bestemmingsplan "Villapark Uithofslaan (De Uithof, tweede herziening)" vastgesteld, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders. Dit besluit werd gevolgd door een goedkeuringsbesluit van de gedeputeerde staten van Zuid-Holland op 27 mei 2003. Verzoekers, bestaande uit [verzoekster A] en [verzoeker B], hebben op 21 juli 2003 beroep ingesteld tegen dit goedkeuringsbesluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 24 oktober 2003 behandeld.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat het bestemmingsplan voorziet in de bouw van een luxe woonwijk, en dat de uitvoering in vier fasen zal plaatsvinden. Verzoekers vreesden dat de uitvoering van het plan zou leiden tot onomkeerbare gevolgen voor hun gronden, die zich in de laatste fase van de ontwikkeling bevinden. De Voorzitter oordeelde echter dat er geen aannemelijke aanwijzingen waren dat de uitvoering van de eerste en tweede fase onomkeerbare gevolgen zou hebben voor de indeling van de gronden van verzoeker B. De ontsluiting van deze gronden is pas in 2005 voorzien.

Daarom werd het verzoek om schorsing van het besluit afgewezen wegens het ontbreken van spoedeisend belang. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 13 november 2003, waarbij de Voorzitter, dr. D. Dolman, en mr. P. Klein, ambtenaar van Staat, aanwezig waren.

Uitspraak

200304754/2.
Datum uitspraak: 13 november 2003.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster A], gevestigd te [plaats] en [verzoeker B], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 oktober 2002 heeft de gemeenteraad van Den Haag, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 8 oktober 2002, het bestemmingsplan “Villapark Uithofslaan (De Uithof, tweede herziening)” vastgesteld.
Bij besluit van 27 mei 2003, kenmerk DRM/ARB/02/12333A, heeft verweerder beslist omtrent de goedkeuring van het plan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 21 juli 2003, bij de Raad van State ingekomen op 21 juli 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 21 juli 2003, bij de Raad van State ingekomen op 21 juli 2003, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 oktober 2003, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. M.H. Blokvoort, advocaat te Enschede, en [verzoeker B], in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. P.J.V.M. Severijns, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. W. van Donk, ambtenaar van de gemeente, en [naam], projectleider, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de bouw van een luxe woonwijk. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan grotendeels goedgekeurd.
2.3. Verzoekers beogen te voorkomen dat het bestemmingsplan reeds in werking treedt en dat een aanvang wordt gemaakt met de aanleg van de beoogde waterlopenstructuur en de ontsluitingswegen in het plangebied. Zij vrezen een onomkeerbare situatie indien het gebied zal worden ingedeeld overeenkomstig het plan. Verzoekers stellen dat deze indeling in samenhang met de bebouwingsvoorschriften een verkaveling tot gevolg zal hebben die er toe zal leiden dat slechts woningen kunnen worden gebouwd op kavels die niet aansluiten bij de vraag in de markt.
2.4. Ter zitting is komen vast te staan dat het plan in vier fasen zal worden uitgevoerd. De gronden die in eigendom zijn van [verzoeker B] vallen binnen de vierde en laatste fase van de planontwikkeling en zullen in 2006 ontwikkeld worden. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is niet aannemelijk geworden dat de uitvoering van de eerste en tweede fase zal leiden tot onomkeerbare gevolgen voor de indeling van de gronden van verzoeker. De ontsluiting van die gronden is niet eerder voorzien dan in 2005. Het standpunt van verzoekers dat schorsing van het bestreden besluit nodig is om onomkeerbare gevolgen te voorkomen, deelt de Voorzitter dan ook niet.
2.5. Derhalve dient het verzoek wegens het ontbreken van spoedeisend belang te worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. Klein
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2003.
176-459.