ECLI:NL:RVS:2003:AN8793
Raad van State
- Hoger beroep
- C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
- J.E.M. Polak
- C.H.M. van Altena
- Rechtspraak.nl
Weigering van de Staatssecretaris van Justitie om een afschrift van het dossier van een derde belanghebbende te verstrekken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur
In deze zaak heeft de Raad van State op 26 november 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de Staatssecretaris van Justitie om een afschrift van het dossier van een derde belanghebbende te verstrekken. Het verzoek om openbaarmaking was gedaan op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De Staatssecretaris had op 9 juli 2001 het verzoek van appellant om een afschrift van het dossier van de derde belanghebbende afgewezen, met als argument dat de persoonlijke levenssfeer van de derde belanghebbende in het geding was. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat de rechtbank te weinig gewicht had toegekend aan het publieke belang bij de openbaarmaking van de stukken.
De Raad van State overwoog dat de belangenafweging die de Staatssecretaris had gemaakt niet correct was. De Afdeling bestuursrechtspraak merkte op dat de Staatssecretaris ten onrechte had gesteld dat de privacy van de derde belanghebbende in het geding was, aangezien de gegevens al via de media openbaar waren gemaakt. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep gegrond was en vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank te Rotterdam, die de weigering om het afschrift te verstrekken had gehandhaafd.
De Raad van State besloot dat de Staatssecretaris het verzoek van appellant moest inwilligen en hem een afschrift van het besluit tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf aan de derde belanghebbende moest verstrekken. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van appellant. Deze uitspraak benadrukt het belang van transparantie en de toepassing van de Wob in gevallen waar het publieke belang opweegt tegen de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.