ECLI:NL:RVS:2003:AN8800

Raad van State

Datum uitspraak
26 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200205404/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • J.A.M. van Angeren
  • P.J.J. van Buuren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen bouwvergunning voor renovatie en uitbreiding bejaardencentrum Saxenoord te Franekeradeel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank te Leeuwarden, waarin de rechtbank de beroepen van appellanten tegen de bouwvergunning voor het bejaardencentrum 'Saxenoord' ongegrond heeft verklaard. De bouwvergunning werd verleend door het college van burgemeester en wethouders van Franekeradeel op 5 maart 1996 voor de renovatie en uitbreiding van het bejaardencentrum. Appellanten, die in de nabijheid van het bejaardencentrum wonen, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, omdat zij stellen schade te lijden in de vorm van privacyverlies, vermindering van zonlicht en waardevermindering van hun woningen.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 17 juli 2003, waarbij de appellanten en de raad vertegenwoordigd waren. De Raad overweegt dat de schade die appellanten stellen te lijden, voornamelijk voortkomt uit de uitbreiding die al mogelijk was onder het bestemmingsplan 'Hertog van Saxenlaan 1972'. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de overschrijding van het bebouwingsvlak van geringe aard is en dat de raad op goede gronden heeft kunnen besluiten om geen schadevergoeding toe te kennen aan appellant sub 1.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de inbreuk die het vrijstellingsbesluit op het bestemmingsplan maakt, niet groot is. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de overlast die appellanten ervaren niet significant is en dat de overschrijding van het bebouwingsvlak niet bijdraagt aan de ervaren overlast. De Raad van State besluit het hoger beroep van beide appellanten ongegrond te verklaren en bevestigt de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

200205404/1.
Datum uitspraak: 26 november 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats]
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats], en anderen,
tegen de uitspraak van de rechtbank te Leeuwarden van 30 augustus 2002 in het geding tussen:
appellanten
en
de raad van de gemeente Franekeradeel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 maart 1996 heeft het college van burgemeester en wethouders van Franekeradeel (hierna: het college) een bouwvergunning verleend voor een bouwplan terzake van het renoveren en uitbreiden van het bejaardencentrum ‘Saxenoord’ op het perceel kadastraal bekend sectie B, nummers 4133, 4134 en 3833, plaatselijk bekend [locatie] te [plaats].
Tegen dit besluit zijn rechtsmiddelen aangewend.
Bij besluit van 25 juni 1997 heeft het college ten behoeve van dit bouwplan op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) vrijstelling verleend.
Bij uitspraak van 9 september 1997, H01.96.0853, heeft de Afdeling, met toepassing van artikel 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht, het tegen dit vrijstellingsbesluit ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard.
Bij besluit van 2 december 1999 heeft de raad van de gemeente Franekeradeel (hierna: de raad), onder verwijzing naar de adviezen van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: de SAOZ), de verzoeken van appellanten om toekenning van schadevergoeding op grond van artikel 49 van de WRO afgewezen.
Bij besluit van 13 juli 2002 heeft de raad de daartegen door appellanten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 augustus 2002, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank te Leeuwarden (hierna: de rechtbank) de daartegen door appellanten ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant sub 1 bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 oktober 2002, en de overige appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 oktober 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 11 december 2002 heeft de raad van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juli 2003, waar appellant sub 1, vertegenwoordigd door mr. M.D. Kalmijn, advocaat te Leeuwarden, appellanten sub 2, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. P.D. van der Ploeg, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 49 van de WRO, voorzover hier van belang, kent de raad, voorzover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge het besluit omtrent vrijstelling, als bedoeld in artikel 19, schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2.2. Ingevolge het bestemmingsplan ‘Hertog van Saxenlaan 1972’ rust op de gronden waarop het bejaardencentrum is gelegen de bestemming ‘Bijzondere doeleinden klasse II’.
Ingevolge artikel artikel 7, lid A, aanhef en onder 1, van de planvoorschriften zijn de als ‘Bijzondere doeleinden klasse II’ aangeduide gronden bestemd voor een bejaardencentrum, met de daarbij niet voor bewoning bestemde gebouwen, terreinen, andere bouwwerken en andere werken, met dien verstande dat de gebouwen uitsluitend binnen het als zodanig op de kaart aangegeven bebouwingsvlak mogen worden gebouwd.
Burgemeester en wethouders hebben bij besluit van 25 juni 1997 vrijstelling verleend voor de overschrijding van het bebouwingsoppervlak, onder meer ten behoeve van de realisering van een fietsenstalling met een oppervlakte van 24 m2 en een hoogte van 2,80 meter. Deze vrijstelling is op 27 juni 1997 bekendgemaakt en derhalve op grond van artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht op die datum in werking getreden.
Aan de oostzijde van de Hertog van Saxenlaan bevinden zich op de naastgelegen percelen vrijstaande en halfvrijstaande woningen waar appellanten wonen dan wel hebben gewoond. De voorzijde van deze objecten biedt zicht op het bejaardencentrum Saxenoord.
Ten aanzien van het hoger beroepschrift van appellant sub 1
2.3. Appellant sub 1 stelt schade te lijden in de vorm van privacyverlies, vermindering van zonlicht en waardevermindering van zijn woning.
Appellant kan niet worden gevolgd in zijn stelling dat de commissie van bezwaar- en beroepschriften niet onafhankelijk is, reeds omdat de voorzitter van die commissie werkzaam is bij een gemeente. Duidelijk is dat in artikel 3, derde lid, van de Verordening inzake de behandeling van bezwaar- en beroepschriften is beoogd dat de voorzitter van de commissie geen deel kan uitmaken of werkzaam kan zijn onder de verantwoordelijkheid van een gemeentelijk bestuursorgaan van de gemeente Franekeradeel. Nu de voorzitter van de commissie van bezwaar- en beroepschriften die betrokken was bij de voorbereiding van het bestreden besluit, werkzaam is bij een andere gemeente, kan niet met vrucht staande worden gehouden dat sprake is van strijd met de verordening dan wel dat anderszins sprake is van vooringenomenheid.
Evenmin slaagt de grief van appellant dat de SAOZ vooringenomen is omdat zij ter zitting bij de rechtbank aan de zijde van de raad aanwezig was. Uit de omstandigheid dat de raad het besluit van 2 december 1999 heeft gebaseerd op SAOZ-adviezen, wordt afgeleid dat de aanwezigheid van de SAOZ bij de rechtbankzitting verband houdt met een eventuele toelichting op deze adviezen.
2.4. Ten aanzien van de schade die appellant sub 1 stelt te lijden wordt als volgt overwogen. Voor de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding dient te worden bezien of sprake is van wijziging van het planologisch regime waardoor een belanghebbende in een nadeliger positie is komen te verkeren, ten gevolge waarvan hij schade lijdt of zal lijden. Hiertoe dienen de beweerdelijk schadeveroorzakende planologische maatregelen te worden vergeleken met het voordien geldende planologische regime. Daarbij is niet de feitelijke situatie van belang, doch hetgeen op grond van dat regime maximaal kon worden gerealiseerd, ongeacht de vraag of verwezenlijking daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat in dit geval een vergelijking dient te worden gemaakt tussen de mogelijkheden die het bestemmingsplan ‘Hertog van Saxenlaan 1972’ bood en de afwijkingen van dit plan die het vrijstellingsbesluit van 25 juni 1997 mogelijk maakt.
De rechtbank heeft ten aanzien van de door appellant gestelde schade terecht en op goede gronden overwogen dat deze hoofdzakelijk moet worden toegerekend aan de uitbreiding van het complex die reeds krachtens het bestemmingsplan ‘Hertog van Saxenlaan 1972’ mogelijk is. Het vrijstellingsbesluit van 25 juni 1997 ziet slechts op een overschrijding van het bebouwingsvlak. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 9 september 1997 overwogen dat deze overschrijding van geringe aard is. Mede in aanmerking genomen de afstand tussen de overschrijding en de woning van appellant, heeft de rechtbank terecht overwogen dat de raad, mede gelet op de SAOZ-adviezen, op goede gronden heeft kunnen weigeren appellant een schadevergoeding toe te kennen.
2.5. Voorzover appellant sub 1 stelt schade te lijden gevolge van het door de keuken van het bejaardencentrum verleende ‘tafeltje dekje’ service, wordt overwogen dat het vrijstellingsbesluit van 25 juni 1997 niet op deze service ziet en om die reden niet kan worden betrokken bij de beoordeling van een verzoek om vergoeding van schade ten gevolge van dat vrijstellingsbesluit.
2.6. Hetgeen appellant overigens in hoger beroep heeft aangevoerd behelst een herhaling van het bij de rechtbank aangevoerde en leidt niet tot een ander oordeel dan waartoe die is gekomen.
2.7. Het hoger beroep van appellant sub 1 is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Ten aanzien van het hoger beroepschrift van appellanten sub 2
2.9. Appellanten sub 2 voeren aan dat het vrijstellingsbesluit van 25 juni 1997 een aanzienlijke aantasting van hun woongenot betekent en in belangrijke mate bijdraagt aan de overlast die zij - volgens eigen zeggen - ondervinden.
2.10. De rechtbank heeft, in navolging van de uitspraak van de Afdeling 9 september 1997, terecht geoordeeld dat de inbreuk, die het vrijstellingsbesluit op het bestemmingsplan ‘Hertog van Saxenlaan 1972’ maakt, niet groot is. Dit bestemmingsplan bood immers al mogelijkheden voor verbouw en uitbreiding van het bejaardencentrum. Het vrijstellingsbesluit was nodig in verband met een geringe overschrijding van het bebouwingsvlak. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat, mede gelet op de afstand tot de woningen van appellanten, deze overschrijding van zodanig ondergeschikt belang is, dat deze niet geacht kan worden bij te dragen aan de door appellanten ervaren overlast als gevolg van de renovatie en uitbreiding van het bejaardencentrum ‘Saxenoord’.
Overigens wordt verwezen naar hetgeen hiervoor ten aanzien van appellant sub 1 is overwogen.
2.11. Het hoger beroep van appellanten sub 2 is eveneens ongegrond en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. P.J.J. van Buuren, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Schortinghuis
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op26 november 2003
66-408.