ECLI:NL:RVS:2003:AN8812

Raad van State

Datum uitspraak
26 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200303594/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van den Brink
  • S.C. van Tuyll van Serooskerken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar door de burgemeester van Amsterdam inzake prostitutiebedrijf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellante tegen de uitspraak van de rechtbank te Amsterdam van 23 april 2003. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard tegen de beslissing van de burgemeester van Amsterdam, die op 6 maart 2002 het bezwaar van appellante tegen een waarschuwing wegens overtreding van de vergunningvoorschriften niet-ontvankelijk had verklaard. De burgemeester had op 16 november 2001 een waarschuwing gegeven aan appellante, die een prostitutiebedrijf exploiteert, omdat zij punt 8 van de bij haar vergunning behorende voorschriften had overtreden.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 13 november 2003, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. J.A. Tuinman, en de burgemeester door mr. A.H.M. Buijs, ambtenaar der gemeente. De Raad oordeelde dat de brief van de burgemeester van 16 november 2001 niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt, omdat deze niet op rechtsgevolg is gericht. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe argumenten aangevoerd die de zaak in een ander licht zouden plaatsen.

De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 26 november 2003.

Uitspraak

200303594/1.
Datum uitspraak: 26 november 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Amsterdam van 23 april 2003 in het geding tussen:
appellante
en
de burgemeester van Amsterdam.
1. Procesverloop
Bij brief van 16 november 2001 heeft de burgemeester van Amsterdam (hierna: de burgemeester) aan appellante een waarschuwing gegeven wegens overtreding van punt 8 van de bij haar vergunning voor de exploitatie van een prostitutiebedrijf behorende voorschriften.
Bij besluit van 6 maart 2002 heeft de burgemeester het daartegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 23 april 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 3 juni 2003, bij de Raad van State ingekomen op 4 juni 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 2 juli 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 12 augustus 2003 heeft de burgemeester van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 november 2003, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. J.A. Tuinman, advocaat te Amsterdam, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. A.H.M. Buijs, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat de brief van 16 november 2001 niet op rechtsgevolg is gericht en dat die brief derhalve niet als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt. Appellante heeft in hoger beroep geen argumenten aangevoerd die een ander licht op de zaak werpen.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Van Tuyll van Serooskerken
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2003
290.