ECLI:NL:RVS:2003:AN8842

Raad van State

Datum uitspraak
26 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200302087/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • J.H. Roelfsema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake bouwwerk op perceel

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 26 november 2003 uitspraak gedaan op een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 7 augustus 2002. In de eerdere uitspraak werd het hoger beroep van verzoeker ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Verzoeker heeft op 28 maart 2003 verzocht om herziening van deze uitspraak, waarbij hij nieuwe feiten en omstandigheden aanvoerde die volgens hem tot een andere uitspraak zouden moeten leiden. De Afdeling heeft de zaak behandeld op 11 november 2003, waarbij verzoeker in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn gemachtigde en mr. M. Nijenhuis, advocaat te Utrecht. Het college van burgemeester en wethouders van Barneveld was vertegenwoordigd door J.A.T. van Loenen, ambtenaar der gemeente.

De Afdeling heeft overwogen dat op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijk geworden uitspraak herzien kan worden op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, maar niet bekend waren bij de indiener van het verzoek. Verzoeker heeft zijn verzoek gebaseerd op een nadere interpretatie van luchtfoto’s en een verklaring van een gemeenteambtenaar over een bouwwerk op het perceel. De Afdeling oordeelde dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij deze luchtfoto’s niet eerder had kunnen aanvoeren in de procedure. Bovendien was de verklaring van de gemeenteambtenaar niet voldoende om aan te tonen dat de in geding zijnde schuur op de peildatum aanwezig was.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het verzoek om herziening afgewezen, omdat verzoeker geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die tot een andere uitspraak zouden kunnen leiden. Er was ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

200302087/1.
Datum uitspraak: 26 november 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 7 augustus 2002, in zaak no. 200106245/1.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 7 augustus 2002, in zaak no. 200106245/1, heeft de Afdeling het door verzoeker ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. De uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 28 maart 2003 heeft verzoeker de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 8 mei 2003 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 november 2003, waar verzoeker in persoon, bijgestaan door [gemachtigde] en mr. M. Nijenhuis, advocaat te Utrecht, en het college van burgemeester en wethouders van Barneveld, vertegenwoordigd door J.A.T. van Loenen, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren of redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. Verzoeker heeft het verzoek gebaseerd op een nadere interpretatie van ten tijde van de uitspraak reeds bij de Afdeling bekende luchtfoto’s en op een nadere verklaring van een gemeenteambtenaar dat bij de controle in 1993 op het perceel een bouwwerk is geconstateerd met een oppervlakte van ongeveer 20 m2.
Niet valt in te zien dat verzoeker niet in een eerder stadium in de procedure de luchtfoto’s aan een nader deskundigenonderzoek had kunnen onderwerpen. Het betreft dan ook geen feit dat verzoeker redelijkerwijs niet bekend kon zijn. De uitlating van de gemeenteambtenaar zou voorts niet tot een andere uitspraak hebben kunnen leiden, nu daarmee niet is aangetoond dat op de peildatum van het overgangsrecht de in geding zijnde schuur van 80 m2 op het perceel aanwezig was.
Verzoeker heeft aldus geen feiten of omstandigheden aangevoerd als bedoeld in voormeld artikel 8:88, eerste lid, van de Awb.
2.3. Het verzoek wordt afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek om herziening af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Roelfsema
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2003
58-422.