ECLI:NL:RVS:2003:AN8856

Raad van State

Datum uitspraak
21 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200306900/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • E.D. Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestuursdwangaanschrijving tot verwijdering van een woning te Wijdemeren

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 21 november 2003 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoeker, wonend te [woonplaats], had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam van 8 oktober 2003. Dit hoger beroep volgde op een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren van 20 januari 2003, waarin de begunstigingstermijn van een eerdere bestuursdwangaanschrijving tot verwijdering van een woning was gewijzigd.

De voorzieningenrechter had het beroep van verzoeker ongegrond verklaard, waarna verzoeker bij de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening indiende. Tijdens de zitting op 7 november 2003 werd het verzoek behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. L.B. Sauerwein, en het college werd vertegenwoordigd door ambtenaar J.G. Koppers.

De Raad van State overwoog dat de bestuursdwangaanschrijving van 4 mei 1999 in rechte onaantastbaar was en dat er geen gewijzigde feiten of omstandigheden waren die het college verplichtten om de aanschrijving te heroverwegen. Desondanks bestond er gerede twijfel of de aangevallen uitspraak in hoger beroep in stand zou blijven, wat aanleiding gaf tot het treffen van een voorlopige voorziening. De Voorzitter schorste de uitvoerbaarheid van de bestuursdwangaanschrijving en veroordeelde het college tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker, alsook tot terugbetaling van het griffierecht.

Uitspraak

200306900/2.
Datum uitspraak: 21 november 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam van 8 oktober 2003 in het geding tussen:
verzoeker
en
het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 januari 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren (hierna: het college) de in een eerdere bestuursdwangaanschrijving tot verwijdering van een woning op het perceel [locatie] tussen de nummers [A] en [B] te [plaats] gestelde begunstigingstermijn gewijzigd.
Bij besluit van 7 augustus 2003 heeft het college het tegen het niet heroverwegen van die aanschrijving door verzoeker gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, zij het dat verzoeker daarbij een nadere termijn is gegund.
Bij uitspraak van 8 oktober 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 oktober 2003, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 november 2003, waar verzoeker in persoon, bijgestaan door mr. L.B. Sauerwein, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door J.G. Koppers, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Vorenbedoelde bestuursdwangaanschrijving van 4 mei 1999 is in rechte onaantastbaar.
2.2. Bij brief van 27 augustus 2001 heeft verzoeker het college van burgemeester en wethouders van ’s-Graveland verzocht om alsnog te spreken over een voorstel van dat college van 4 september 2000 dat er in voorziet dat de woning althans gedeeltelijk in stand zou worden gelaten. Het college van burgemeester en wethouders van ’s-Graveland heeft daarop op 17 september 2001 besloten dit voorstel opnieuw aan verzoeker voor te leggen. Vervolgens heeft het college op 9 juli 2002 besloten verzoeker tot uiterlijk 1 oktober 2002 in de gelegenheid te stellen het voorstel te aanvaarden.
Aan verzoeker is echter geen voorstel voorgelegd. Op 15 oktober 2002 heeft het college alsnog tot handhaving besloten. Bij besluit van 3 december 2002 heeft het het besluit van 9 juli 2002 ingetrokken en daarvoor het besluit van 15 oktober 2002 in de plaats gesteld. Vervolgens heeft het op 20 januari 2003 besloten verzoeker alsnog een nadere termijn te gunnen om aan de aanschrijving te voldoen.
2.3. Het geschil spitst zich primair toe op de vraag of de voorzieningenrechter zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet is gebleken van gewijzigde feiten of omstandigheden, op grond waarvan het college gehouden was om de aanschrijving te heroverwegen en dat het gehandhaafde besluit van 20 januari 2003 derhalve nog slechts in rechte kan worden aangevochten, wat betreft de daarin gestelde nadere termijn.
2.4. Er is gerede twijfel dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep in stand zal blijven. Gelet hierop en op de betrokken belangen, bestaat aanleiding voor het treffen van na te melden voorziening.
2.5. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst de uitvoerbaarheid van de bestuursdwangaanschrijving van 4 mei 1999, totdat de Afdeling op het door verzoeker ingestelde hoger beroep heeft beslist;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren tot vergoeding van de bij verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Wijdemeren aan verzoeker te worden betaald;
III. gelast dat de gemeente Wijdemeren aan verzoeker het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 175,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Boer
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2003
201.