ECLI:NL:RVS:2003:AN8859

Raad van State

Datum uitspraak
21 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200306855/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • E.D. Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunningen voor gebeds- en ontmoetingsruimten in Drieberg-Rijsenburg

Op 21 november 2003 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het college van burgemeester en wethouders van Drieberg-Rijsenburg had op 29 oktober 2002 aan de Turkse Solidariteitsvereniging Hacibayram en de Marokkaanse Vereniging Annasr vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van een gebeds- en ontmoetingsruimte op twee percelen in de gemeente. Verzoekers, die bezwaar hadden gemaakt tegen deze besluiten, kregen op 24 juni 2003 te horen dat hun bezwaren ongegrond waren verklaard. Hierop hebben zij beroep ingesteld bij de voorzieningenrechter van de rechtbank te Utrecht, die op 15 september 2003 het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak hebben de verzoekers hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 7 november 2003 zijn de verzoekers, bijgestaan door gemachtigden, en vertegenwoordigers van het college verschenen. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak behandeld en overwogen dat besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. De verzoekers hebben hun hoger beroep ingesteld op nader aan te vullen gronden, maar de Voorzitter zag geen aanleiding om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zou blijven.

Gelet op de betrokken belangen heeft de Voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 november 2003.

Uitspraak

200306855/2.
Datum uitspraak: 21 november 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers, allen wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Utrecht van 15 september 2003 in het geding tussen:
verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van Drieberg-Rijsenburg.
1. Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 29 oktober 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Drieberg-Rijsenburg (hierna: het college) aan onderscheidenlijk de Turkse Solidariteitsvereniging Hacibayram en de Marokkaanse Vereniging Annasr (hierna: vergunninghouders) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van een gebeds- en ontmoetingsruimte op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] te [plaats].
Bij besluit van 24 juni 2003 heeft het de daartegen door verzoekers gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 september 2003, verzonden op 17 oktober 2003, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Utrecht (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door verzoekers ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 oktober 2003, hoger beroep ingesteld. Tevens hebben zij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 november 2003, waar een aantal verzoekers, waaronder [gemachtigde], in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door ir. Cl. van der Burg, B.J. ter Horst en mr. R. Gerritse, onderscheidenlijk wethouder en ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn vergunninghouders, vertegenwoordigd door onderscheidenlijk [gemachtigde] en [gemachtigde], daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit geldt temeer, indien zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het besluit heeft getoetst en het daartegen ingestelde beroep ongegrond heeft bevonden.
Verzoekers hebben het hoger beroep ingesteld op nader aan te vullen gronden. In hetgeen zij ter zitting naar voren hebben gebracht is geen aanleiding te vinden om thans op voorhand aan ten nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat geconcludeerd zal worden dat de vrijstellingen en bouwvergunningen niet mochten worden verleend, zoals bij de besluiten van 29 oktober 2002 is gedaan.
2.2. Gelet hierop en op de betrokken belangen, dient het verzoek te worden afgewezen.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Boer
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2003
201.