ECLI:NL:RVS:2003:AN8878

Raad van State

Datum uitspraak
21 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200304636/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R. Cleton
  • H.E. Troost
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening ontgrondingsvergunning gemeente Nieuwegein

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 21 november 2003 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een ontgrondingsvergunning. Verweerder, het college van gedeputeerde staten van Utrecht, had op 20 mei 2003 een vergunning verleend aan de gemeente Nieuwegein voor ontgrondingswerkzaamheden ten behoeve van het bedrijventerrein "Het Klooster". Verzoekers, die zich benadeeld voelden door dit besluit, hebben op 12 juli 2003 beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 31 oktober 2003 zijn de verzoekers en verweerder vertegenwoordigd door hun gemachtigden verschenen.

De Voorzitter heeft overwogen dat het oordeel over de voorlopige voorziening niet bindend is voor de bodemprocedure. De vergunning maakt ontgrondingswerkzaamheden mogelijk, waaronder het graven en verbreden van watergangen. Verzoekers hebben aangevoerd dat het besluit niet correct ter inzage heeft gelegen en dat de ontgronding in strijd is met het bestemmingsplan. Verweerder heeft echter gesteld dat de vergunning in overeenstemming is met de gemeentelijke medewerking en dat de bezwaren van verzoekers niet de ontgronding zelf betreffen.

De Voorzitter heeft vastgesteld dat er een foutieve termijn van ter inzage legging was vermeld, maar dat deze is gerectificeerd. Ondanks de onregelmatigheden is niet gebleken dat verzoekers in hun belangen zijn geschaad. Bovendien is er geen spoedeisend belang aangetoond, aangezien de benodigde procedures nog niet zijn afgerond. Daarom heeft de Voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200304636/2.
Datum uitspraak: 21 november 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Verweerder heeft bij besluit van 20 mei 2003, no. 2003REG000755i, een vergunning onder voorschriften ingevolge de Ontgrondingenwet verleend aan de gemeente Nieuwegein voor het ontgronden van enkele delen van de deelgebieden 2 en 3 van het te ontwikkelen bedrijventerrein “Het Klooster”.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 12 juli 2003, bij de Raad van State ingekomen op 15 juli 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 12 juli 2003, bij de Raad van State ingekomen op 15 juli 2003, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 oktober 2003, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. L.A.A. van Wakeren, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. N.M. de Vries, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is de raad van de gemeente Nieuwegein, vertegenwoordigd door ing. R.D.B.L. van den Bosch, ambtenaar van de gemeente, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De verleende vergunning maakt ontgrondingswerkzaamheden mogelijk ten behoeve van het in het bestemmingsplan “Het Klooster” voorziene bedrijventerrein. De ontgronding bestaat uit het graven van enkele nieuwe watergangen en het verbreden van enkele bestaande watergangen.
2.3. Verzoekers wonen direct tegenover het bestemmingsplangebied “Het Klooster”, dan wel houden kantoor in het aan de overzijde van dit plangebied gelegen kasteel Heemstede of exploiteren het hierin gevestigde restaurant of het nabijgelegen golfterrein. Zij stellen dat het bestreden besluit niet tot en met 16 juli ter inzage heeft gelegen in de Stadswinkel van het stadhuis van Nieuwegein. Voorts voeren verzoekers aan dat het besluit in strijd is met de Ontgrondingenwet aangezien de beoogde ontgronding in strijd is met het geldende bestemmings- en streekplan. Het gebruik maken van de vergunning zal volgens verzoekers leiden tot onomkeerbare gevolgen.
2.4. Van de zijde van verweerder is opgemerkt dat het bestreden besluit in overeenstemming met de gepubliceerde termijn tot en met 16 juli 2003 ter inzage is gelegd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de ontgrondingsvergunning kon worden verleend nu de gemeenteraad planologische medewerking heeft verleend. Daarnaast is verweerder van mening dat de bezwaren van verzoekers niet de ontgronding zelf betreffen, maar het bestemmingsplan “Het Klooster”.
2.5. De Voorzitter stelt vast dat bij de bekendmaking van het bestreden besluit een foutieve termijn van ter inzage legging is vermeld en dat deze bekendmaking is gerectificeerd. In deze rectificatie stond de juiste termijn van de terinzagelegging vermeld, namelijk van 5 juni tot en met 16 juli 2003. Verzoekers hebben betoogd dat de stukken in tegenstelling tot de gerectificeerde publicatie tot en met 9 juli 2003 ter inzage hebben gelegen, doch zij hebben dit niet aannemelijk gemaakt. De Voorzitter stelt vast, dat het gaat om de terinzagelegging van het bestreden besluit. Ook al zou er van onregelmatigheden sprake zijn, dan kan dit niet afdoen aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Voorts stelt de Voorzitter vast dat niet is gebleken dat verzoekers in hun belangen zijn geschaad.
De Voorzitter is van oordeel dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid nu blijkens een brief van 1 juli 2003 het college van burgemeester en wethouders aan de gemachtigde van verzoekers heeft medegedeeld dat met de ontgronding niet zal worden gestart voordat de benodigde ruimtelijke ordeningsprocedures zijn doorlopen. Deze procedures zijn nog niet afgerond. Voorts is behandeling ter zitting van de bodemzaak binnen afzienbare tijd te verwachten.
2.6. Gelet op het voorgaande ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat een spoedeisend belang het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Het verzoek dient daarom te worden afgewezen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R. Cleton, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van Staat.
w.g. Cleton w.g. Troost
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2003
234-377.