ECLI:NL:RVS:2003:AN9286

Raad van State

Datum uitspraak
27 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200304611/3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R. Cleton
  • H.E. Troost
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Hoogland 2002 te Amersfoort

Op 30 oktober 2002 heeft de gemeenteraad van Amersfoort het bestemmingsplan "Hoogland 2002" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers op 22 juli 2003 beroep ingesteld bij de Raad van State. Op 19 september 2003 hebben zij de Voorzitter verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 31 oktober 2003, waar verzoekers, bijgestaan door hun advocaat mr. G.A. Schoonderbeek, en de vertegenwoordigers van de provincie Utrecht, mr. N.E.M.M. Botermans en mr. W.G. Takken, aanwezig waren. Ook de directeur van belanghebbende sub 1 en sub 2, bijgestaan door mr. E.M. Vos, was ter zitting aanwezig.

De Voorzitter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het bestemmingsplan de eerste in een reeks herzieningen is, waarbij verouderde bestemmingsplannen worden vervangen. Verzoekers, die in de nabijheid van de woonwinkels van belanghebbende sub 1 wonen, hebben bezwaren tegen de uitbreiding van deze winkels. Zij vrezen verkeers- en parkeeroverlast en betogen dat het verkeerskundige onderzoek dat door ingenieursbureau DHV is uitgevoerd, onvolledig is. Verweerder, het college van gedeputeerde staten van Utrecht, stelt dat de uitbreiding wenselijk is voor de bestaande bedrijvigheid en dat de leefbaarheid niet negatief zal worden beïnvloed.

De Voorzitter concludeert dat er geen aanleiding is om te oordelen dat de uitbreiding in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De bezwaren van verzoekers zijn niet voldoende onderbouwd en de Voorzitter ziet geen onvolledigheid of onjuistheid in het verkeerskundig rapport. De uitbreiding van de winkel zal niet leiden tot onaanvaardbare verkeersoverlast en de parkeernorm die verzoekers aanvoeren, is na het besluit gepubliceerd, waardoor deze niet aan het besluit ten grondslag had hoeven worden gelegd. Daarom wijst de Voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200304611/3.
Datum uitspraak: 27 november 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], allen wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 oktober 2002 heeft de gemeenteraad van de gemeente Amersfoort het bestemmingsplan "Hoogland 2002" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 10 juni 2003, kenmerk 2003REG001305i, beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 17 juli 2003, bij de Raad van State ingekomen op 22 juli 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 18 september 2003, bij de Raad van State ingekomen op 19 september 2003, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 oktober 2003, waar verzoekers in persoon en bijgestaan door mr. G.A. Schoonderbeek, advocaat te Amersfoort, en door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. N.E.M.M. Botermans en mr. W.G. Takken, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is [gemachtigde], directeur van [belanghebbende sub 1] en [belanghebbende sub 2], bijgestaan door mr. E.M. Vos, advocaat te Nijmegen, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan is de eerste in een reeks herzieningen waarbij een aantal verouderde bestemmingsplannen van de bebouwde kom van Amersfoort wordt vervangen en stelt het behoud van het dorpskarakter van de kern Hoogland voorop.
2.3. Verzoekers wonen naast, dan wel in de nabijheid van de twee woonwinkels van [belanghebbende sub 1] die gelegen zijn aan de Hamseweg. De bezwaren van verzoekers zijn gericht tegen de uitbreiding van één van deze winkels door middel van nieuwbouw aan de overzijde van de weg. Zij stellen dat een dergelijke grootschalige detailhandel inbreuk maakt op het dorpskarakter van Hoogland.
Verzoekers vrezen verkeers- en parkeeroverlast en betogen dat het door ingenieursbureau DHV uitgevoerde verkeerskundige onderzoek onvolledig en onjuist is. Voorts voeren zij aan dat de gemeente haar plannen niet had mogen baseren op deze analyse nu deze in opdracht van de belanghebbende eigenaar [belanghebbende sub 1] is opgesteld. Verder betogen verzoekers dat verweerder bij de goedkeuring van het plan ten onrechte niet is uitgegaan van de meest recente parkeernorm van 6,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto verkoopoppervlak.
2.4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de uitbreiding van de winkel van [belanghebbende sub 1] vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wenselijk is nu het de bestaande bedrijvigheid en detailhandel aan de Hamseweg behoudt en de ruimtelijke kwaliteit ten opzichte van de bestaande situatie verbetert. Volgens verweerder zal het autoverkeer niet veel toenemen. Hij onderschrijft de conclusie van het verkeersrapport van DHV dat de leefbaarheid van de omgeving per saldo licht zal verbeteren.
2.5. Gelet op hetgeen door verweerder naar voren is gebracht ziet de Voorzitter voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de uitbreiding van de woonwinkel van [belanghebbende sub 1] niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening is.
Ten aanzien van het bezwaar tegen het door DHV opgestelde verkeerskundig rapport overweegt de Voorzitter dat niet is gebleken van onvolledigheid of onjuistheid van dit rapport. In hetgeen verzoekers hebben aangevoerd ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat het verkeerskundig onderzoek onvoldoende objectief is uitgevoerd nu het rapport is opgesteld in opdracht van [belanghebbende sub 1].
De Voorzitter stelt vast dat het gaat om de uitbreiding van een bestaande winkel. Verzoekers hebben naar het oordeel van de Voorzitter niet aannemelijk gemaakt dat door deze uitbreiding de verkeersoverlast op onaanvaardbare wijze zal toenemen. Daarbij neemt de Voorzitter in aanmerking dat de uitbreiding in de plaats komt van een garage en dat het magazijn van de woonwinkels wordt verplaatst waardoor de bevoorrading van de winkels grotendeels komt te vervallen en het vrachtverkeer van en naar de winkels veel minder wordt.
Ten aanzien van de parkeeroverlast stelt de Voorzitter vast dat de door verzoekers genoemde parkeernorm na het bestreden besluit is gepubliceerd. De Voorzitter ziet reeds gelet hierop geen grond om te oordelen dat verweerder deze norm aan zijn besluit ten grondslag had moeten leggen.
2.6. Gelet op het voorgaande ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R. Cleton, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van Staat.
w.g. Cleton w.g. Troost
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2003
234-377.