ECLI:NL:RVS:2003:AN9292

Raad van State

Datum uitspraak
27 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200305753/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D. Dolman
  • B. Klein Nulent
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan voor glastuinbouwbedrijf in Lingewaard en verzoek om voorlopige voorziening

Op 12 december 2002 heeft de gemeenteraad van Bemmel, thans Lingewaard, het bestemmingsplan "Partiële herziening Buitengebied Huissen, glastuinbouwbedrijf aan de Hogewoerd" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de verzoeker op 27 augustus 2003 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij verzocht om een voorlopige voorziening. De behandeling van dit verzoek vond plaats op 7 november 2003, waar de verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. H.E. Davelaar, en de verweerder, vertegenwoordigd door mr. E.T. de Jong, aanwezig waren. Ook de gemeenteraad van Lingewaard was vertegenwoordigd door ambtenaren J.W. Vogel en drs. M.P. Zee, en een derde belanghebbende was aanwezig met zijn advocaat mr. D.A.J.M. Melchers.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in zijn uitspraak op 27 november 2003 geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen. De Voorzitter heeft overwogen dat de gemeenteraad een grote mate van beleidsvrijheid heeft bij het vaststellen van de begrenzingen van een bestemmingsplan, maar dat deze vrijheid niet zo ver strekt dat er in strijd met een goede ruimtelijke ordening kan worden gehandeld. De Voorzitter concludeerde dat de goedkeuring van het bestemmingsplan door de verweerder niet onredelijk was, en dat er geen onoverkomelijke bezwaren waren tegen de milieusituatie van het plan. De afstand tussen het bouwperceel van de verzoeker en de aanduiding "zone kassen" op de plankaart was voldoende, en de werkzaamheden in de kassen zouden niet in strijd zijn met de belangen van de verzoeker.

De beslissing van de Voorzitter was dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening, en dat het verzoek werd afgewezen. Er werd ook geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200305753/2.
Datum uitspraak: 27 november 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 december 2002 heeft de gemeenteraad van Bemmel, thans Lingewaard, het bestemmingsplan “Partiële herziening Buitengebied Huissen, glastuinbouwbedrijf aan de Hogewoerd” vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 15 juli 2003, nr. RE2003.3633, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 27 augustus 2003, bij de Raad van State ingekomen op 28 augustus 2003, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 november 2003, waar verzoeker in persoon en bijgestaan door mr. H.E. Davelaar, advocaat te Zwolle, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. E.T. de Jong, advocaat te Arnhem, zijn verschenen.
Voorts zijn daar gehoord de gemeenteraad van Lingewaard, vertegenwoordigd door J.W. Vogel en drs. M.P. Zee, ambtenaren van de gemeente, en [derde belanghebbende] in persoon en bijgestaan door mr. D.A.J.M. Melchers, advocaat te Arnhem.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de vestiging van een glastuinbouwbedrijf ten noorden van de Hogewoerd. Ten zuiden van de Hogewoerd is het glastuinbouwbedrijf van [derde belanghebbende] gevestigd.
Een gedeelte van het plangebied is reeds zonder rechtsgeldige bouwvergunning bebouwd met een kas en een sorteerruimte.
De planherziening dient ter legalisering van deze illegale bebouwing en ter verdere uitbreiding van het bedrijf van [derde belanghebbende].
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan goedgekeurd.
2.3. Verzoeker heeft bezwaar tegen de omstandigheid dat het plangebied buiten het aangrenzende gebied van bestemmingsplan “Bergerden” valt, maar het planologische regime van dat plan wel van toepassing is verklaard op het bestreden plan.
Voorts is hij van mening dat kassen in de omgeving van een veehouderij niet passen omdat kassen kunnen worden aangemerkt als een stankgevoelig object en bovendien de in de kassen geteelde planten door ammoniakuitstoot kunnen worden aangetast.
Om te voorkomen dat op basis van het plan bouwvergunningen kunnen worden afgegeven voor de reeds opgerichte illegale bebouwing dan wel voor nieuwe kassen, vraagt verzoeker de Voorzitter het bestreden besluit te schorsen.
2.4. Gelet op de systematiek van de Wet op de Ruimtelijke Ordening komt de gemeenteraad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan.
Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de gemeenteraad een begrenzing kan vaststellen die in strijd met een goede ruimtelijke ordening moet worden geoordeeld of anderszins in strijd met het recht.
De Voorzitter is, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, van oordeel dat in dit geval verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat hij deze ook overigens terecht heeft goedgekeurd.
De keuze voor een bepaald planologisch regime hangt eveneens samen met deze eerdergenoemde beleidsvrijheid. Het van toepassing verklaren van het planologische regime van het bestemmingsplan “Bergerden” op het bestreden plan acht de Voorzitter niet onredelijk, nu het plangebied “Bergerden” in de directe nabijheid ligt en eveneens voorziet in de vestiging van glastuinbouwbedrijven.
Wat de milieusituatie van het plan betreft, is de Voorzitter niet gebleken van onoverkomelijke bezwaren. Niet in geschil is dat de afstand tussen het bouwperceel van verzoeker en de aanduiding “zone kassen” op de plankaart
50 meter bedraagt. Deze afstand is, zoals verweerder in zijn bestreden besluit heeft overwogen, in overeenstemming met de in het rapport “Stallucht en Planten” van juli 1981 van het Instituut voor Plantenziektekundig Onderzoek aanbevolen afstand van minimaal 25 meter tussen tuinbouwgewassen en varkensstallen. Ten aanzien van het werken in de kassen is ter zitting gebleken dat bij de komkommerteelt veel van de werkzaamheden niet in de kassen plaatsvinden maar in de sorteerruimte, op ruime afstand van het bedrijf van verzoeker.
2.5. Gelet op het vorenstaande is er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient daarom te worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. Klein Nulent
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2003
218-427.