ECLI:NL:RVS:2003:AN9293

Raad van State

Datum uitspraak
28 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200306898/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • M.L.D. Trippert-van Gemeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake revisievergunning voor onderhoudswerkplaats ten behoeve van baggerbedrijf

Op 1 september 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag een revisievergunning verleend aan vergunninghoudster voor een onderhoudswerkplaats met door elektromotoren gedreven werktuigen, bestemd voor een baggerbedrijf op een specifiek perceel in Den Haag. Dit besluit werd op 4 september 2003 ter inzage gelegd. Verzoekers hebben op 15 oktober 2003 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, welke op 18 november 2003 ter zitting werd behandeld. Tijdens deze zitting waren verzoekers vertegenwoordigd door mr. J. Geelhoed, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door ambtenaren van de gemeente Den Haag.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Th.G. Drupsteen, heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Verzoekers hebben aangevoerd dat de aanvraag niet voldoende informatie bevat over de hoeveelheid baggerslib en de herkomst, kwaliteit en hoedanigheid daarvan. Tevens is er onduidelijkheid over de activiteiten die zijn aangevraagd en vergund, vooral met betrekking tot het overslaan van afvalstoffen, waaronder bagger.

De Voorzitter heeft vastgesteld dat er tegenstrijdigheden zijn tussen de aanvraag en het bestreden besluit, en dat er nader onderzoek nodig is om definitief vast te stellen wat er is aangevraagd en vergund. Gezien de mogelijke ingrijpende gevolgen voor verzoekers, heeft de Voorzitter besloten om de voorlopige voorziening te treffen. De beslissing houdt in dat het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag wordt geschorst en dat de gemeente Den Haag het griffierecht aan verzoekers moet vergoeden. Deze uitspraak werd openbaar uitgesproken op 28 november 2003.

Uitspraak

200306898/2.
Datum uitspraak: 28 november 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend respectievelijk gevestigd te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 september 2003, kenmerk SB2002-21813/RM, heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghoudster] een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleend voor een onderhoudswerkplaats met door elektromotoren gedreven werktuigen ten dienste van een baggerbedrijf c.q. aannemingsbedrijf op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente […], sectie […], nummers […]. Dit besluit is op 4 september 2003 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 15 oktober 2003, bij de Raad van State ingekomen op 17 oktober 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 15 oktober 2003, bij de Raad van State ingekomen op 17 oktober 2003, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 november 2003, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. J. Geelhoed, advocaat te Den Haag, en verweerder, vertegenwoordigd door ing. D. van Hooydonk, ing. J.A.M. Jongeling en R.A.R. Biekman, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [gemachtigde], daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoekers voeren onder meer aan dat uit de aanvraag niet blijkt hoeveel baggerslib wordt overgeslagen en wat de herkomst, kwaliteit en hoedanigheid is van dit slib. Verder blijkt uit de aanvraag niet of sprake is van een afvaloverslagbedrijf terwijl in het bestreden besluit is opgenomen dat gebruikte bouwmaterialen en zand of puin in de inrichting worden overgeslagen, aldus verzoekers. Zij stellen zich op het standpunt dat door het ontbreken van deze informatie, het niet te beoordelen is wie het bevoegd gezag is om op deze aanvraag te beslissen.
2.2.1. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat voor onderhavige inrichting geen vergunning is verleend voor het op- dan wel overslaan van bagger.
2.3. De Voorzitter overweegt dat niet duidelijk is wat voor activiteiten zijn aangevraagd en vergund. Daartoe overweegt hij dat verweerder zowel in het bestreden besluit als ter zitting heeft betoogd dat er in onderhavige inrichting geen afvalstoffen en in het bijzonder bagger wordt overgeslagen; dit is evenwel in tegenspraak met hetgeen is opgenomen in de aanvraag en in het bestreden besluit. In het akoestisch rapport behorend bij de aanvraag is namelijk vermeld dat op de locatie aan de Poolsterstraat onder meer een overslagplaats is gevestigd voor het opslaan van diverse materialen (baggersubstanties). Verder blijkt uit het bestreden besluit dat er verdeeld over drie containers zand en metalen onderdelen worden opgeslagen.
Definitieve vaststelling van hetgeen is aangevraagd en vergund vergt een nader onderzoek, waartoe deze procedure zich vanwege haar spoedeisende karakter niet leent. Gelet op het feit dat het in werking zijn van de inrichting overeenkomstig het bestreden besluit voor verzoekers ingrijpende gevolgen kan hebben, ziet de Voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag van 1 september 2003, kenmerk SB2002-21813/RM;
II. gelast dat de gemeente Den Haag aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 232,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.L.D. Trippert-van Gemeren, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Trippert-van Gemeren
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2003
289.