ECLI:NL:RVS:2003:AN9299

Raad van State

Datum uitspraak
25 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200306084/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
  • L. Groenendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in planschadezaak met betrekking tot bestemmingsplan Horeca

In deze zaak heeft de Raad van State op 25 november 2003 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. Het hoger beroep was ingesteld door het college van burgemeester en wethouders van Millingen aan de Rijn tegen een uitspraak van de rechtbank te Arnhem van 1 augustus 2003. De rechtbank had het beroep van de wederpartij gegrond verklaard en het bestreden besluit op bezwaar vernietigd, waarbij het college was opgedragen een nieuw besluit te nemen binnen drie maanden.

De zaak betreft een planschadevergoeding die aan de wederpartij was toegekend op basis van het bestemmingsplan "Horeca". Bij besluit van 10 oktober 2000 was een bedrag van ƒ 10.000,00/€ 4.537,80 toegekend, maar geen vergoeding voor deskundigenkosten. Na bezwaar werd dit bedrag verhoogd naar ƒ 15.000,00/€ 6.806,70, inclusief een vergoeding voor deskundigenkosten van ƒ 2.500,00/€ 1.134,45. De wederpartij was van mening dat hij recht had op een hogere schadevergoeding.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld op 20 november 2003. Verzoeker vroeg om de uitspraak van de Afdeling af te wachten en niet onmiddellijk gevolg te geven aan de uitspraak van de rechtbank. De Voorzitter overwoog dat het belang van verzoeker om de uitspraak af te wachten niet opwoog tegen het financiële belang van de wederpartij om de schadevergoeding te ontvangen. Er waren geen bijzondere omstandigheden die het verzoek spoedeisend maakten.

De beslissing van de Voorzitter was dat verzoeker geen nieuwe beslissing op het bezwaarschrift van de wederpartij hoefde te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. Deze uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 november 2003.

Uitspraak

200306084/2.
Datum uitspraak: 25 november 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Millingen aan de Rijn,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank te Arnhem van 1 augustus 2003 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
en
verzoeker.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 oktober 2000 heeft verzoeker [wederpartij] een bedrag toegekend van ƒ 10.000,00/€ 4.537,80 ter vergoeding van planschade als gevolg van de bepalingen van het bestemmingsplan "Horeca [naam]" en geen vergoeding toegekend voor deskundigenkosten.
Bij besluit van 26 juni 2001 heeft verzoeker het daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, aan [wederpartij] een planschadevergoeding toegekend van ƒ 15.000,00/€ 6.806,70, alsmede een vergoeding voor deskundigenkosten van ƒ 2.500,00/€ 1.134,45 en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 augustus 2003, verzonden op 4 augustus 2003, heeft de rechtbank te Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit op bezwaar vernietigd en verzoeker opgedragen binnen drie maanden na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar van [wederpartij] te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 11 september 2003, bij de Raad van State ingekomen op 12 september 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 26 september 2003.
Bij brief van 26 september 2003, bij de Raad van State ingekomen op 2 oktober 2003, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 november 2003, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A.M.C. Groenhuis, ambtenaar van de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Verzoeker heeft de Voorzitter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat het hem wordt toegestaan om de uitspraak van de Afdeling op het door hem ingestelde hoger beroep af te wachten en hij niet reeds thans gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank.
2.2. Tegenover het belang van verzoeker, zoals dat in het verzoek en ter zitting is toegelicht, staat het belang van [wederpartij] om reeds – al was het maar voorlopig – te kunnen beschikken over het bedrag, waarop hij aanspraak meent te kunnen maken. Dit belang is louter financieel van aard. Nu geen bijzondere omstandigheden zijn gesteld of gebleken, weegt het reeds om die reden als onvoldoende spoedeisend niet op tegen het hiervoor bedoelde belang van verzoeker.
2.3. Het verzoek dient op na te melden wijze te worden toegewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoeker geen nieuwe beslissing op het bezwaarschrift van [wederpartij] hoeft te nemen, totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Groenendijk
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 november 2003
164.