ECLI:NL:RVS:2003:AN9300

Raad van State

Datum uitspraak
26 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200306450/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • M.Z.C. Koutstaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen verkeersmaatregelen in Landgraaf

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 26 november 2003 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoekster, een onderneming vertegenwoordigd door mr. P. Baur, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Landgraaf, dat op 18 maart 2003 diverse verkeersmaatregelen heeft genomen in het kader van de reconstructie van het verkeersgebied Kampstraat/Pasweg. Een van de maatregelen betrof de afsluiting van de Lichtenbergerstraat voor gemotoriseerd verkeer in beide richtingen. Het college verklaarde het bezwaar van verzoekster ongegrond op 1 juli 2003, waarna verzoekster in hoger beroep ging tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Maastricht, die op 13 augustus 2003 het beroep ongegrond verklaarde.

De Voorzitter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld op 13 november 2003. Verzoekster betoogde dat de voorzieningenrechter had miskend dat er in het rapport van Grontmij twee varianten waren vermeld, en dat de afsluiting van de Lichtenbergerstraat haar winkel minder bereikbaar maakte, wat schade veroorzaakte. De Voorzitter oordeelde echter dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. Het rapport van Grontmij, dat de afsluiting aanbeveelt, werd als voldoende onderbouwing gezien voor het besluit van het college.

De Voorzitter concludeerde dat het belang van het college bij handhaving van de afsluiting zwaarder woog dan de belangen van verzoekster bij schorsing. De winkel van verzoekster bleef bereikbaar via zijstraten, en daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200306450/2.
Datum uitspraak: 26 november 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], waarvan de vennoten zijn [vennoot sub 1], [vennoot sub 2] en [vennoot sub 3], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Maastricht van 13 augustus 2003 in het geding tussen:
verzoekster
en
het college van burgemeester en wethouders van Landgraaf.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 maart 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Landgraaf (hierna: het college) in het kader van de reconstructie en de herinrichting van het verkeersgebied Kampstraat/Pasweg te Landgraaf (Landgraaftracé fase 3) diverse verkeersmaatregelen genomen, waaronder het besluit tot afsluiting voor gemotoriseerd verkeer in beide richtingen van de Lichtenbergerstraat.
Bij besluit van 1 juli 2003 heeft het college het daartegen door verzoekster gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 augustus 2003, verzonden op 3 september 2003, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Maastricht (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door verzoekster ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoekster bij brief van 25 september 2003, bij de Raad van State ingekomen op 29 september 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 16 oktober 2003. Deze brieven zijn aangehecht. Voorts heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 november 2003, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. P. Baur, advocaat te Landgraaf, en het college, vertegenwoordigd door mr. T.J.M. Huijten, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek om voorlopige voorziening strekt tot schorsing van het verkeersbesluit, voorzover dit betrekking heeft op de afsluiting voor gemotoriseerd verkeer in beide richtingen van de Lichtenbergerstraat te Landgraaf. Daartoe heeft verzoekster betoogd dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat in het aan het besluit ten grondslag liggende rapport van Grontmij twee varianten zijn vermeld, waarbij slechts een aanbeveling is gedaan voor de variant waarbij de Lichtenbergerstraat is afgesloten. Voorts heeft zij betoogd dat zij als gevolg van dit besluit schade lijdt, nu haar winkel door de afsluiting minder goed bereikbaar is geworden.
2.3. In hetgeen verzoekster heeft betoogd met betrekking tot de onderbouwing van het verkeersbesluit bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat de afsluiting niet had mogen worden geëffectueerd. In het nadere door Grontmij opgestelde rapport “Herinrichting Landgraaftracé fase 3” van 5 december 2002 is het in het rapport van 1 maart 2002 neergelegde advies van Grontmij om te kiezen voor de variant waarbij de Lichtenbergerstraat voor gemotoriseerd verkeer in beide richtingen wordt afgesloten, bekrachtigd. De Voorzitter ziet voorshands geen grond voor het oordeel dat het college dit advies niet aan zijn besluit ten grondslag heeft mogen leggen.
Hetgeen verzoekster heeft gesteld met betrekking tot de door haar geleden schade dient door de Afdeling te worden beoordeeld in het kader van de behandeling van het geschil in de bodemprocedure. De voorlopige voorzieningenprocedure is daarvoor ongeschikt.
2.4. Onder deze omstandigheden dient het belang van het college bij handhaving van de afsluiting van de Lichtenbergerstraat te prevaleren boven de door verzoekster gestelde belangen bij het schorsen daarvan. De Voorzitter neemt daarbij in aanmerking dat de winkel van verzoekster via de zijstraten van de Lichtenbergerstraat nog wel bereikbaar is voor gemotoriseerd verkeer. Het verzoek dient dan ook te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.Z.C. Koutstaal, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Koutstaal
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2003
383.