ECLI:NL:RVS:2003:AO0835

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200303473/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • G.A.A.M. Boot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen voorbereidingsbesluit gemeenteraad Haaksbergen inzake verbouwing bakkerij

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank te Almelo, die op 18 april 2003 een eerder besluit van de gemeenteraad van Haaksbergen had bevestigd. De gemeenteraad had op 1 november 2000 een voorbereidingsbesluit genomen voor een perceel in Haaksbergen, dat verband hield met de verbouwing van een bakkerij. Appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de gemeenteraad verklaarde dit bezwaar op 30 mei 2001 niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde op 19 februari 2002 dat de gemeenteraad een nieuwe beslissing op het bezwaar moest nemen, wat leidde tot een ongegrondverklaring van het bezwaar op 29 augustus 2002. Appellant ging opnieuw in beroep, maar de rechtbank verklaarde dit beroep op 18 april 2003 ongegrond. Hierop heeft appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 30 mei 2003 is ingediend.

De Raad van State heeft de zaak op 25 november 2003 behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak overweegt dat het voorbereidingsbesluit niet leidt tot een gunstiger positie voor appellant, aangezien de bouwvergunning voor de verbouwing van de bakkerij op 6 november 2002 onaantastbaar is geworden. Appellant heeft wel schade gesteld te hebben geleden, maar heeft deze niet geconcretiseerd. De rechtbank heeft dit miskend. De Afdeling verklaart het hoger beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Het beroep van appellant wordt niet-ontvankelijk verklaard, en de Secretaris van de Raad van State wordt opgedragen het griffierecht aan appellant terug te betalen.

Uitspraak

200303473/1.
Datum uitspraak: 24 december 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Almelo van 18 april 2003 in het geding tussen:
appellant
en
de raad van de gemeente Haaksbergen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 november 2000 heeft de raad van de gemeente Haaksbergen (hierna: de gemeenteraad) een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) genomen voor het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 30 mei 2001 heeft de gemeenteraad het daartegen door appellant gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 19 februari 2002 heeft de rechtbank te Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep gegrond verklaard en de gemeenteraad opgedragen een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift van appellant te nemen.
Bij besluit van 29 augustus 2002 heeft de gemeenteraad het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 april 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 26 mei 2003, bij de Raad van State ingekomen op 30 mei 3003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 31 juli 2003 heeft de gemeenteraad van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 november 2003, waar appellant vertegenwoordigd door zijn zoon [naam zoon], gemachtigde, en de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. R.H. Willems, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het voorbereidingsbesluit houdt verband met de verbouwing van een bakkerij op het betrokken perceel. Ambtshalve overweegt de Afdeling het volgende.
2.2. Niet valt in te zien dat appellant door de mogelijke gegrondverklaring van zijn beroep bij de rechtbank tegen het voorbereidingsbesluit in een gunstiger positie zou geraken, nu de bouwvergunning voor de verbouwing van de bakkerij op 6 november 2002 rechtens onaantastbaar is geworden en appellant weliswaar heeft gesteld schade als gevolg van het voorbereidingsbesluit als zodanig te hebben geleden, maar deze in het geheel niet heeft geconcretiseerd. De rechtbank heeft dit miskend.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep bij de rechtbank alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank te Almelo van 18 april 2003, AWB 02/877 WRO N1 A;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep van appellant niet-ontvankelijk;
IV. bepaalt dat de Secretaris van de Raad van State aan appellant het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht (€ 175,00) terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. Boot
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2003
202.