ECLI:NL:RVS:2003:AO0886

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200303166/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van den Brink
  • I.A. Molenaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanschrijving tot aanpassing van woning op basis van redelijke eisen van welstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank te Roermond, waarin het college van burgemeester en wethouders van Mook en Middelaar appellante had aangeschreven om haar woning aan te passen aan de redelijke eisen van welstand. Het college had op 6 juni 2001 een besluit genomen waarin appellante werd verzocht om de geschilderde gevels van haar woning vóór 1 oktober 2001 aan te passen. De aanpassing hield in dat de gevelstenen in dezelfde kleurstelling als de oorspronkelijke gevelstenen moesten worden hersteld en het houtwerk geschuurd moest worden. Appellante was het niet eens met deze aanschrijving en stelde bezwaar in, dat door het college ongegrond werd verklaard op 10 september 2002. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank, die op 10 april 2003 de uitspraak van het college bevestigde.

Appellante stelde hoger beroep in bij de Raad van State, waarbij zij betoogde dat de rechtbank had miskend dat er geen ernstige strijd was met de redelijke eisen van welstand. De Raad van State oordeelde echter dat het advies van het Gelders Genootschap, dat aan de beslissing van het college ten grondslag lag, voldoende was om de aanschrijving te rechtvaardigen. Appellante had geen ander deskundigenadvies overgelegd dat de strijdigheid met de welstandseisen betwistte. De Raad van State bevestigde dat het college bevoegd was om op grond van artikel 19 van de Woningwet op te treden en dat de situatie niet gelegaliseerd kon worden. De leeftijd van appellante en haar echtgenoot werd niet als bijzonder geval beschouwd. De Raad van State oordeelde dat de kosten van bestuursdwang redelijkerwijs voor rekening van appellante moesten komen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

200303166/1.
Datum uitspraak: 24 december 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Roermond van 10 april 2003 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Mook en Middelaar.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 juni 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Mook en Middelaar (hierna: het college) appellante onder aanzegging van bestuursdwang aangeschreven de woning op het perceel [locatie] te [plaats] vóór 1 oktober 2001 aan te passen aan redelijke eisen van welstand als bedoeld in artikel 12 van de Woningwet door van de geschilderde gevels de betreffende gevelstenen te kijmen (lees: keinen) in dezelfde kleurstelling als de oorspronkelijke gevelstenen en het betreffende houtwerk te schuren.
Bij besluit van 10 september 2002 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 april 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 15 mei 2003, bij de Raad van State ingekomen op 16 mei 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 11 juli 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 23 juli 2003 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 december 2003, waar appellante en haar echtgenoot in persoon, bijgestaan door mr. P.A.W. Eskens, advocaat te Arnhem, en het college, vertegenwoordigd door J.H.J. Frieling, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellante heeft op de in donkere steen opgetrokken voor- en zijgevel van de woning een verflaag van lichtgele kleur laten aanbrengen en voorts het daarin aanwezige onbehandelde houtwerk laten vernissen. Het geschil betreft de aanschrijving om de verflaag te verwijderen en het houtwerk te schuren.
2.2. Ingevolge artikel 19 van de Woningwet kunnen burgemeester en wethouders, indien het uiterlijk van een bouwwerk of standplaats, voor het bouwen waarvan bouwvergunning, als bedoeld in artikel 40, eerste lid, is verleend, in ernstige mate strijdig is met redelijke eisen van welstand, als bedoeld in artikel 12, eerste lid, degene, die als eigenaar of uit anderen hoofde tot het opheffen van die strijdigheid bevoegd is, aanschrijven binnen een door hen te bepalen termijn de door hen aan te geven daartoe strekkende voorzieningen te treffen.
2.3. Appellante betoogt tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat het college haar ten onrechte heeft aangeschreven omdat geen sprake is van ernstige strijd met redelijke eisen van welstand. Anders dan zij betoogt blijkt zodanige strijdigheid voldoende uit het advies van het Gelders Genootschap van 19 juli 2000 dat het college aan zijn beslissing op bezwaar ten grondslag heeft gelegd. Nu appellante geen andersluidend deskundigenadvies heeft overgelegd mocht het college van de juistheid daarvan uitgaan.
Uit het voorgaande volgt dat het college bevoegd was tot aanschrijving op grond van artikel 19 van de Woningwet.
2.4. Indien een bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand kan alleen in een bijzonder geval van handhavend optreden worden afgezien.
Anders dan appellante betoogt heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de situatie gelet op de bestaande strijd met redelijke eisen van welstand niet kan worden gelegaliseerd. Evenmin maakt de leeftijd van appellante en haar echtgenoot dit geval bijzonder.
2.5. De rechtbank heeft ten slotte terecht en op goede gronden geoordeeld dat er geen grond bestaat voor het oordeel dat de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang redelijkerwijs niet ten laste van appellante behoren te komen. Het daarop gerichte betoog van appellante faalt derhalve.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Molenaar
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2003
369-412.