ECLI:NL:RVS:2003:AO1279
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- D. Dolman
- A.M.E.A. Neuwahl
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake uitwerkingsplan winkelcentrum Barendrecht
In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Barendrecht op 6 mei 2003 het uitwerkingsplan "Uitwerkingsplan II (winkelcentrum)" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers op 1 augustus 2003 beroep ingesteld bij het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, dat op 5 augustus 2003 is ingekomen. De gronden van het beroep zijn aangevuld op 14 september 2003. Verzoekers hebben tevens verzocht om een voorlopige voorziening, die op 1 december 2003 ter zitting is behandeld. Tijdens deze zitting waren verzoekers vertegenwoordigd door een gemachtigde, terwijl de verweerder, het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, werd vertegenwoordigd door drs. L. Berkemeijer. Ook het college van burgemeester en wethouders van Barendrecht was vertegenwoordigd door mr. H. Gerritsen.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in zijn uitspraak op 24 december 2003 het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De Voorzitter oordeelde dat het uitwerkingsplan voorziet in de bouw van een poortgebouw van 30 meter hoog, wat verzoekers als nadelig ervaren vanwege de verminderde zonlichttoetreding in hun appartementencomplex. De Voorzitter stelde vast dat de bouw van het poortgebouw al was aangevangen en dat er een onherroepelijke bouwvergunning was verleend op 13 november 2001, waartegen geen bezwaren waren ingediend. Hierdoor was het verzoek om schorsing van het uitwerkingsplan niet mogelijk.
De Voorzitter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde. De bezonningssituatie voor verzoekers was weliswaar verslechterd, maar niet in zodanige mate dat dit een groter gewicht rechtvaardigde in de belangenafweging ten opzichte van de verwezenlijking van het uitwerkingsplan. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd dan ook bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.