ECLI:NL:RVS:2003:AO1320

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200307853/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • R.G.P. Oudenaller
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake milieuvergunning

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 24 december 2003 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een belanghebbende tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg, dat op 5 november 2003 een melding had geaccepteerd van een vergunninghoudster voor de verandering van haar inrichting op een perceel in Limburg. De verzoeker, die eigenaar is van een nabijgelegen bedrijfsruimte, stelde dat zijn belangen direct betrokken waren bij het besluit. Tijdens de zitting op 16 december 2003 werd echter duidelijk dat de verzoeker zelf geen activiteiten in de bedrijfsruimte verricht en dat zijn woning op een afstand van ongeveer drie kilometer van de inrichting ligt. Hierdoor kon de Voorzitter niet vaststellen dat het belang van de verzoeker rechtstreeks bij het besluit betrokken was. Op basis van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht werd geconcludeerd dat de verzoeker niet als belanghebbende kon worden aangemerkt. Daarom werd het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard en werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De Voorzitter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200307853/1.
Datum uitspraak: 24 december 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 november 2003, kenmerk 03/43978, heeft verweerder een melding geaccepteerd als bedoeld in artikel 8.19, tweede lid, van de Wet milieubeheer van [vergunninghoudster] inzake de verandering van haar inrichting op het perceel [locatie] te [plaats].
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt.
Bij brief van 20 november 2003, bij de Raad van State ingekomen op 25 november 2003, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 december 2003, waar verzoeker in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door ing. G.G.A.T. Soons, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. B.J.M. Veldhoven, advocaat te Den Haag, en [gemachtigde], daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, en artikel 6:4, eerste lid, van deze wet kan een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen en vervolgens beroep instellen.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2. Ter zitting is komen vast te staan dat verzoeker eigenaar is van een in de nabije omgeving van de onderhavige inrichting gelegen bedrijfsruimte. Deze bedrijfsruimte verhuurt verzoeker aan een derde. Verzoeker verricht zelf geen activiteiten in de bedrijfsruimte. Voorts heeft verzoeker ter zitting verklaard dat zijn woning is gelegen in Weert op een afstand van ongeveer drie kilometer van de onderhavige inrichting.
Gelet hierop en nu het tegendeel niet is gebleken, kan het belang van verzoeker niet worden geacht rechtstreeks te zijn betrokken bij het bestreden besluit. De Voorzitter is derhalve van oordeel dat verzoeker niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De Voorzitter gaat er daarom van uit dat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2.3. Gelet op het voorgaande wijst de Voorzitter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Oudenaller
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2003
179-335.