ECLI:NL:RVS:2004:AO1646

Raad van State

Datum uitspraak
14 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200303229/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • J.R. Schaafsma
  • J.J.C. Voorhoeve
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de goedkeuring van het bestemmingsplan 'Borger Dorp' van de gemeente Borger-Odoorn

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 14 januari 2004 uitspraak gedaan op een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 2 april 2003. In die eerdere uitspraak werden de beroepen tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van Drenthe van 27 november 2001, betreffende de goedkeuring van het bestemmingsplan 'Borger Dorp' van de gemeente Borger-Odoorn, gedeeltelijk niet-ontvankelijk, gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond verklaard. De verzoekster, de stichting 'Stichting Leefbaar Noord-Oost Borger', heeft verzocht om herziening op basis van nieuwe informatie die na de zitting op 28 november 2002 naar voren kwam. Deze informatie betrof een hogere verkeersintensiteit op de Hunebedstraat dan eerder aangenomen, wat volgens de verzoekster invloed had kunnen hebben op de uitspraak over de nieuwbouw van het Nationaal Hunebedden Informatiecentrum (NHI).

De Afdeling overweegt dat de nieuwbouw van het NHI al was geregeld in het bestemmingsplan en dat de verkeersgegevens voor de beoordeling van de beroepen in de eerdere zaak niet van belang zijn geweest. De door verzoekster ingebrachte gegevens zouden, zelfs als ze eerder bekend waren geweest, niet tot een andere uitspraak hebben geleid. Daarom wordt geconcludeerd dat niet wordt voldaan aan de vereisten voor herziening zoals gesteld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht.

De Afdeling wijst het verzoek tot herziening af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 14 januari 2004.

Uitspraak

200303229/1.
Datum uitspraak: 14 januari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
de stichting "Stichting Leefbaar Noord-Oost Borger”, gevestigd te Borger,
verzoekster,
om herziening als bedoeld in art 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht van de uitspraak van de Afdeling van 2 april 2003 in zaak no. 200200346/1.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 2 april 2003 in zaak no. 200200346/1 heeft de Afdeling de beroepen tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van Drenthe van 27 november 2001, kenmerk 6.1/2001004420, waarbij is beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan "Borger Dorp" van de gemeente Borger-Odoorn, (gedeeltelijk) niet-ontvankelijk, gedeeltelijk gegrond en (voor het overige) ongegrond verklaard. De uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 17 mei 2003 heeft verzoekster de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. Deze brief is aangehecht.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van de gemeenteraad van Borger-Odoorn en verzoekster. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 januari 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en [gemachtigde], is verschenen. Voorts zijn aldaar namens het college van gedeputeerde staten van Drenthe A. Oldenhuis en B.K. Hendriks, ambtenaren van de provincie, en namens de gemeenteraad van Borger-Odoorn mr. T. Knoop, advocaat te Groningen, en H. Post, B. Haak en J. Gorseling, ambtenaren van de gemeente, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. Verzoekster voert als reden voor haar verzoek aan dat haar uit na de zitting op 28 november 2002 in zaak no. 200200346/1 ontvangen informatie is gebleken dat de verkeersintensiteit op de Hunebedstraat veel hoger ligt dan in het kader van de vaststelling en goedkeuring van het bestemmingsplan is aangenomen. Zij stelt zich op het standpunt dat de gemeenteraad deze informatie op de zittingsdag heeft achtergehouden en dat indien deze informatie tijdig bekend zou zijn geweest, dit tot een andere uitspraak over de nieuwbouw van het Nationaal Hunebedden Informatiecentrum (hierna: het NHI) zou hebben geleid.
2.3. De Afdeling overweegt dat de nieuwbouw van het NHI in het bestemmingsplan “Nationaal Hunebedden Informatiecentrum” van de gemeente Borger-Odoorn is geregeld. In het kader van dat bestemmingsplan zijn de gevolgen voor de plaatselijke wegstructuur bezien. Op de ten aanzien van dat bestemmingsplan ingediende beroepen heeft de Afdeling op 2 april 2003 in zaak no. 200201189/1 uitspraak gedaan. Op het verzoek van verzoekster om herziening van die uitspraak heeft de Afdeling heden uitspraak gedaan.
Uit de uitspraak in zaak no. 200200346/1 en de hieraan ten grondslag liggende stukken blijkt dat de verkeerstelgegevens voor de beoordeling van de beroepen in die zaak niet van belang zijn geweest. De door verzoekster ingebrachte gegevens zouden derhalve, ook indien zij de Afdeling eerder bekend waren geweest, in zaak no. 200200346/1 niet tot een andere uitspraak hebben kunnen leiden.
2.3.1. Gezien het vorenstaande is er geen grond voor het oordeel dat de gronden waarop het verzoek rust, tot herziening van de aangevallen uitspraak kunnen leiden, nu niet wordt voldaan aan de vereisten die hieraan in artikel 8:88 van de Awb worden gesteld. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, Voorzitter, en mr. J.R. Schaafsma en dr. J.J.C. Voorhoeve, Leden, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Kooijman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2004
177-371.