ECLI:NL:RVS:2004:AO1961

Raad van State

Datum uitspraak
21 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200305629/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D. Dolman
  • S. Langeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Centrum 2002 en goedkeuring door de gemeenteraad van Leerdam

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het bestemmingsplan "Centrum 2002" dat op 7 november 2002 door de gemeenteraad van Leerdam is vastgesteld. Het college van burgemeester en wethouders had op 1 oktober 2002 een voorstel gedaan voor dit bestemmingsplan. Verweerder, het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, heeft op 1 juli 2003 besloten goedkeuring te verlenen aan het bestemmingsplan. Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State, ingediend op 29 augustus 2003.

De Raad van State heeft de zaak op 1 december 2003 behandeld. Appellant heeft betoogd dat de goedkeuring van een deel van het perceel in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hij stelt dat de rode omlijning op de plankaart onjuist is ingetekend, wat volgens hem leidt tot een onjuiste goedkeuring van de bestemming "Wonen I" voor een gedeelte van het perceel. Verweerder heeft ter zitting erkend dat de rode omlijning inderdaad onjuist is ingetekend.

De Raad van State oordeelt dat het bestreden besluit van verweerder in strijd is met de zorgvuldigheidseisen die bij de voorbereiding van een besluit in acht moeten worden genomen. Het beroep van appellant is gegrond verklaard, en de Raad van State heeft het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland vernietigd voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen I". Tevens heeft de Raad van State zelf goedkeuring onthouden aan dit plandeel.

In de beslissing is ook bepaald dat verweerder de proceskosten van appellant dient te vergoeden, evenals het griffierecht dat door appellant is betaald. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 21 januari 2004.

Uitspraak

200305629/1.
Datum uitspraak: 21 januari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 november 2002 heeft de gemeenteraad van Leerdam, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 1 oktober 2002, het bestemmingsplan "Centrum 2002" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 1 juli 2003, kenmerk DRM/ARB/02/13500A, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 27 augustus 2003, bij de Raad van State ingekomen op 29 augustus 2003, beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief van 14 oktober 2003 bericht geen aanleiding te zien tot het indienen van een verweerschrift.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 december 2003, waar [appellant], in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.B.T. Heijmink, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. M.P.M. van Reede, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.2. Het plan voorziet in een planologische regeling voor het centrum van Leerdam en is grotendeels conserverend van aard. Het perceel [locatie] heeft in het plan de bestemming “Wonen I”.
2.3. Verweerder heeft deze bestemming “Wonen I” in strijd geacht met een goede ruimtelijke ordening.
2.4. Appellant stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan een deel van het perceel [locatie]. Appellant stelt in dit verband dat de rode omlijning op de plankaart onjuist is ingetekend en dat in tegenstelling tot de overwegingen van het bestreden besluit slechts een gedeelte van het perceel is omlijnd.
2.5. Ter zitting is door verweerder erkend dat de rode omlijning op de plankaart onjuist is ingetekend. Nu vast staat dat verweerder door middel van de rode omlijning heeft beoogd goedkeuring te onthouden aan de bestemming “Wonen I” voor het gehele perceel [locatie] en in het kader van onthouding van goedkeuring ten onrechte slechts een gedeelte van het perceel op de plankaart rood heeft omlijnd, is het bestreden besluit genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden vernietigd, voorzover het betreft het plandeel met de bestemming “Wonen I” zoals aangegeven op een bij de uitspraak behorende gewaarmerkte kaart. De Afdeling ziet voorts aanleiding om zelf voorziend goedkeuring te onthouden aan dit plandeel.
2.6. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 1 juli 2003, kenmerk DRM/ARB/02/13500A, voorzover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen I" zoals aangeduid op een bij de uitspraak horende gewaarmerkte kaart;
III. onthoudt goedkeuring aan het onder II. genoemde plandeel;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit voorzover dit is vernietigd;
V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland in de door appellant in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 37,50; het bedrag dient door de provincie Zuid-Holland te worden betaald aan appellant;
VI. gelast dat de provincie Zuid-Holland aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 116,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. Langeveld
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2004
317-459.