ECLI:NL:RVS:2004:AO2007
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W. Konijnenbelt
- W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
- W.D.M. van Diepenbeek
- P.A. de Vink
- Rechtspraak.nl
Last onder dwangsom opgelegd aan appellant wegens overtredingen van voorschriften verbonden aan oprichtingsvergunning
In deze zaak heeft de Raad van State op 21 januari 2004 uitspraak gedaan over een beroep van een appellant tegen een besluit van de gemeente Lopik. Bij besluit van 24 oktober 2002 werd aan de appellant een last onder dwangsom opgelegd, omdat hij zich niet hield aan de voorschriften die verbonden waren aan zijn oprichtingsvergunning, verleend op basis van de Hinderwet. De last onder dwangsom was gebaseerd op artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De appellant had bezwaar gemaakt tegen deze last, maar de gemeente verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de gronden niet tijdig waren ingediend.
De appellant heeft vervolgens beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij werd bijgestaan door zijn advocaat. Tijdens de zitting op 20 november 2003 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak de zaak behandeld. De Afdeling oordeelde dat de gemeente terecht het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk had verklaard, omdat de appellant niet tijdig de benodigde gronden had ingediend. De Afdeling verwees naar een eerdere uitspraak van de Voorzitter van de Raad van State, waarin een vergelijkbare situatie was behandeld.
De Raad van State concludeerde dat het verzoek van de appellant om vergoeding van de kosten van de bezwaarfase ook terecht was afgewezen. Uiteindelijk werd het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, en de beslissing werd vastgesteld door de voorzitter en de leden van de Afdeling, in aanwezigheid van een ambtenaar van Staat.