ECLI:NL:RVS:2004:AO2449

Raad van State

Datum uitspraak
20 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200307769/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • M.Z.C. Koutstaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake wegonttrekking door de raad van de gemeente Haelen

In deze zaak gaat het om een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep tegen een besluit van de raad van de gemeente Haelen. Bij besluit van 11 september 2000 heeft de raad de Jagersweg en een zijweg van de Jagersweg te Haelen aan het openbaar verkeer onttrokken. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de raad heeft dit bezwaar ongegrond verklaard bij besluit van 9 december 2002. Hierop hebben verzoekers beroep ingesteld bij de rechtbank te Roermond, die op 13 oktober 2003 het beroep ongegrond heeft verklaard. Verzoekers hebben vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek behandeld op 8 januari 2004. Verzoekers, vertegenwoordigd door mr. M.M. de Vaal en M.G. Rosenbrand, hebben aangevoerd dat de nieuw aan te leggen ontsluitingsweg onvoldoende ruimte biedt voor de vrachtwagens van hun klanten. De raad heeft echter gegevens overgelegd die de berekeningen in het rapport van de AVG weerspreken. De Voorzitter concludeert dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de ontsluitingsweg niet toereikend is en dat er geen onomkeerbare bedrijfseconomische gevolgen zijn van de wegonttrekking.

De Voorzitter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 20 januari 2004.

Uitspraak

200307769/2.
Datum uitspraak: 20 januari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Roermond van 13 oktober 2003 in het geding tussen:
verzoekers
en
de raad van de gemeente Haelen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 september 2000 heeft de raad van de gemeente Haelen (hierna: de raad), voorzover thans van belang, de Jagersweg en een zijweg van de Jagersweg te Haelen aan het openbaar verkeer onttrokken.
Bij besluit van 9 december 2002 heeft de raad het daartegen door verzoekers gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 oktober 2003, verzonden op 16 oktober 2003, heeft de rechtbank te Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door verzoekers ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 november 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 11 december 2003. Voorts hebben zij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 januari 2004, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. M.M. de Vaal, werkzaam bij SRK-Rechtsbijstand te Zoetermeer, en M.G. Rosenbrand, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Uitgangspunt is dat een besluit uitvoerbaar is, ook als daartegen rechtsmiddelen zijn aangewend. Dat geldt te meer indien, zoals in dit geval, tegen dat besluit beroep is ingesteld en de rechter dat beroep ongegrond heeft bevonden.
2.2. Voor het treffen van de gevraagde voorziening zou aanleiding kunnen zijn, indien de ten behoeve van onder meer de metaalhandel die verzoekers exploiteren nieuw aan te leggen ontsluitingsweg, zoals die thans in concept voorligt, onvoldoende ruimte zou bieden om de onderneming voor de vrachtwagens van haar klanten bereikbaar te houden.
Dat is niet aannemelijk gemaakt. Weliswaar hebben verzoekers een rapport van de AVG overgelegd, waaruit dat volgens hen valt af te leiden, doch hiertegenover staan de van de zijde van de raad overgelegde gegevens, die de in het rapport gemaakte berekeningen weerspreken en die naar voorlopig oordeel niet onjuist voorkomen. Daarbij is mede van belang dat ter zitting zijdens verzoekers is erkend dat de ontsluitingsweg, zoals voorzien, op zichzelf toereikend zou zijn, doch zij aan de realisering ervan om hen moverende redenen geen medewerking wensen te verlenen, voorzover dat mede zou moeten plaatsvinden op gronden die aan hen in eigendom geleverd moeten worden.
Tenslotte hebben verzoekers niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van onomkeerbare bedrijfseconomische gevolgen van de wegonttrekking, ingeval later zou blijken dat het besluit daartoe in rechte geen stand houdt.
De conclusie is dat het verzoek moet worden afgewezen.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.Z.C. Koutstaal, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Koutstaal
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2004
383.